zeelt

AAN DE VASTE STOK 

TEKST: JORAN BAL > FOTOGRAFIE: GERARD BURGERS

Voor het vissen op zeelt grijpen veel sportvissers tegenwoordig haast automatisch naar de methodfeeder. Frits Hendriks (62) kiest echter voor de vaste hengel om gericht op Tinca tinca te vissen. Begin maart deed hij aan de rand van Arnhem zijn voorliefde voor het ‘stokvissen’ op zeelt uit de doeken. 

vaste stok favoriet

Zeelt kan kieskeurig zijn, dus zorgt Frits voor een uitgebreide ‘menukaart’

Als traditioneel witvisser met de vaste hengel kwam Frits een kleine tien jaar geleden op het spoor van de zeelt. “Bij het vissen op voorn en brasem – zonder elastiek in de top – werd de lijn een paar keer kapot getrokken. In eerste instantie dacht ik aan karper, maar het bleek zeelt te zijn. Toen ben ik met elastiek (1,2 mm, minimaal 5 meter lengte) gaan vissen en lukte het me wel om de vis te landen.”


Het fraaie uiterlijk en de kracht van Tinca tinca maakten dat Frits gericht op deze soort ging vissen. Daarbij bleef hij de vaste stok trouw. “Thuis heb ik het materiaal voor de methodfeeder liggen, maar onder de spreekwoordelijke laag stof. Die techniek spreekt mij veel minder aan. Bij een aanbeet voel je vrijwel niet of het een zeelt is, terwijl ik dat met de vaste hengel direct weet. Die is veel verfijnder dan de methodfeeder en je kunt meer variëren met hoe je het aas presenteert.”

Behalve een
maïskorrel zijn ook wormen, een combi van maïs en wormen, en een maïspellet prima aas
voor de zeelt

“Ik vis nu met een staande haak, zodat je het direct ziet als de vis het aas oppakt. Soms is het de truc om het aas juist iets hoger te presenteren. Dan weet je ook zeker dat je met de haak geen bladresten oppikt.” Een ander opvallend detail is dat Frits de dobber vrij regelmatig iets lift en vervolgens weer heel beheerst laat zakken. “Zo breng je het aas iets in beweging, en dat kan voor de vis net het zetje zijn om toe te happen.”

LAATSTE REDMIDDEL
Als laatste redmiddel pakt Frits een 11,5 meter lange hengel uit het foedraal. “Die gebruik ik haast nooit, want doorgaans kan ik prima uit de voeten met een 8,5 tot 9,5 meter stok. Maar nu het zo stroef loopt wil ik het toch nog ietsje verder weg proberen. Daar is het slechts een centimeter of tien dieper, maar wie weet. Een klein stukje extra afstand kan soms bepalend zijn. Daarom is het beter om ‘kort’ te beginnen, zodat je de ruimte hebt om desgewenst te verlengen.” Ook op deze ‘nieuwe’ stek peilt hij weer minutieus voordat de combinatie van een cupje maïspap en een bal grondvoer te water gaat. Hoewel de natuur boven water in de loop van de ochtend tot leven is gekomen, blijft het onder water angstvallig stil. Wat Frits ook probeert, de zeelt – noch andere vissoorten – geeft niet thuis.

NOG EVEN GEDULD A.U.B.
“Ik heb de trukendoos helemaal opengetrokken, maar het zit er dit keer helaas niet in”, zegt Frits iets na het middaguur een tikje teleurgesteld. “De nachtvorst van begin deze week is vermoedelijk de boosdoener. Overdag schijnt de zon nu wel lekker, maar de watertemperatuur krijgt ’s nachts vervolgens een flinke opdonder. Het zal dit jaar denk ik pas zo eind maart zijn dat ik mijn eerste zeelt kan noteren, waarna het seizoen half april echt goed van start gaat en tot ongeveer eind oktober loopt.” Hoewel driemaal dit keer geen scheepsrecht was, heeft Frits toch genoten. “Het is toch heerlijk om op de fiets te kunnen springen en aan de rand van de stad lekker te ontspannen aan het water?! Ik denk niet dat er vanochtend veel Arnhemmers zijn die vlak voor hun neus een ijsvogel voorbij hebben zien scheren.”

‘Ik vis nu met een staande haak, zodat je het direct ziet als de vis het aas oppakt’

Die eerste variant is hard van structuur, de tweede zachter – maar nog stevig genoeg om op de haak te zetten. De structuur van het aas kan soms doorslaggevend zijn.”

ZEELTSTRATEN
Behalve de presentatie van het voer en aas is de plek waar je dit aan de vis voorschotelt volgens Frits net zo belangrijk. “Hier zitten we aan een zogenaamde ‘zeeltstraat’. Gedurende het seizoen ga ik veel op verkenning langs de waterkant, want door te observeren leer je het gedrag van Tinca tinca doorgronden. Zo zijn er bepaalde plekken die ze steevast vermijden, terwijl ze op andere stekken juist graag komen. Daar zie je bijvoorbeeld vaak de typische, kleine belletjes die azende zeelt produceert.” Op dit stadswater legt de zeelt volgens hem doorgaans een vast parcours af. “Ze zwemmen in groepjes langs een bepaalde serie plekken – vandaar de term zeeltstraat.”

KIESKEURIG
Die lijkt tot op heden echter uitgestorven. “De zeelt kan heel kieskeurig zijn en lang op je voerplek liggen zonder het aas te pakken. Daarom heb ik een ruime selectie bij me om de vis alsnog over de streep te kunnen trekken”, wijst Frits op het plateau naast zijn stoel. Naast de reeds genoemde maïs liggen er maden, wormen en pellets klaar. “Je kunt met drie piertjes vissen. Of een combi van een maïskorrel met pieren. Of enkele maden op de haak. Voor de maïspellets (babycorn) pak ik een haak met daaronder een elastiekje om het aas in te bevestigen.” Hoewel de pellets vooral in de zomer goed werken – ‘dan vallen ze tussen het natuurlijke voedsel extra op vanwege de zoete smaak waar de zeelt dol op is’ – geeft Frits ze deze ochtend ook een kans.

VEEL VARIËREN
Een tweede voerplekje aanleggen – iets links van degene die hij nu recht voor zich bevist – zou wat later in het seizoen ook een optie zijn, maar heeft nu niet zoveel zin. “Het water is nog koud en de vis zwemt nauwelijks. Dat gaat het verschil niet maken.” Mogelijk dat de dobber iets omhoog schuiven wel werkt.

Door met Tipp-Ex de gepeilde diepte op de hengel te markeren kun je variëren qua visdiepte zonder telkens opnieuw te hoeven peilen

MATERIAAL

Hengel: 8,5 tot 9,5 meter lengte
Hoofdlijn: 14/00 nylon
Verzwaring: 0,8 gram inline olivette gewicht
Wartel: verbinding tussen hoofd- en onderlijn zodat je die laatste snel kunt wisselen
Onderlijn: 12/00 nylon
Dobber: 0,8 gram
Haak: maat 8
Voer: zoet lokvoer + maïspapje
Aas: maïskorrel, wormen, maden en pellets

Als om 07.00 uur de vroege forenzen uit Rijkerswoerd vertrekken, parkeert Frits Hendriks zijn fiets plus aanhanger tegen een grote boom vlakbij het water. Hoewel het een mooie voorjaarsdag belooft te worden, is het nu nog behoorlijk fris. “Eerder deze week hadden we nog nachtvorst, maar vannacht is de temperatuur gelukkig boven het vriespunt gebleven. Toch is het water nu een stuk kouder dan vorig jaar”, zegt Frits. “Toen hadden we een zachte winter met weinig vorst en ving ik mijn eerste zeelt al op 20 februari. Dit jaar ben ik twee keer op pad geweest, maar nog zonder resultaat. Wellicht is vandaag het gezegde ‘driemaal is scheepsrecht’ van toepassing”, blikt hij hoopvol vooruit op deze ochtendsessie.

PEILRITUEEL
De vaste hengel is in no time opgetuigd, waarna het peilritueel begint. “Daar neem ik uitgebreid de tijd voor, want de bodem is nooit helemaal waterpas – zelfs niet in een uitgegraven stadswater zoals dit. Je zult zien dat er ook op een klein oppervlak best wel wat diepteverschillen zijn. Natuurlijk niet wereldschokkend omdat het hier overal pakweg een meter diep is, maar her en der vind je kuiltjes. Daar ben ik naar op zoek, want hierin verzamelt zich voedsel.” Na de 0,8-grams dobber meermaals op de stek te hebben laten zakken heeft Frits op ruim 9 meter een plekje gevonden waar hij vertrouwen in heeft. “Het kost wat tijd, maar zou ik niet secuur peilen dan spookt het de hele tijd door mijn hoofd dat ik wellicht niet goed lig.”

MAÏSPAPJE
Na een plastic cupje op de hengeltop te hebben bevestigd, vult hij dit met een maïspapje. “Zoete blikmaïs uit de blender, dat geeft lekker veel geur af.” Na twee porties maïspap volgt een balletje zoet lokvoer (zo groot als een ei) met wat maden en enkele geknipte wormen. Dat cupt hij met veel precisie op de stek om de voerplek zo compact mogelijk te houden. “Voor nu is dit voldoende, je wilt de vis immers niet verzadigen.” Op het haakje maat 8 prikt hij een maïskorrel. Daarbij kan hij kiezen tussen korrels uit blik en die uit een plastic zakje dat afkomstig is uit de vriezer. 

zeelt

Voor het vissen op zeelt grijpen veel sportvissers tegenwoordig haast automatisch naar de methodfeeder. Frits Hendriks (62) kiest echter voor de vaste hengel om gericht op Tinca tinca te vissen. Begin maart deed hij aan de rand van Arnhem zijn voorliefde voor het ‘stokvissen’ op zeelt uit de doeken. 

AAN DE VASTE STOK 

TEKST: JORAN BAL
FOTOGRAFIE: GERARD BURGERS

vaste stok favoriet

Zeelt kan kieskeurig zijn, dus zorgt Frits voor een uitgebreide ‘menukaart’

Als traditioneel witvisser met de vaste hengel kwam Frits een kleine tien jaar geleden op het spoor van de zeelt. “Bij het vissen op voorn en brasem – zonder elastiek in de top – werd de lijn een paar keer kapot getrokken. In eerste instantie dacht ik aan karper, maar het bleek zeelt te zijn. Toen ben ik met elastiek (1,2 mm, minimaal 5 meter lengte) gaan vissen en lukte het me wel om de vis te landen.”

Het fraaie uiterlijk en de kracht van Tinca tinca maakten dat Frits gericht op deze soort ging vissen. Daarbij bleef hij de vaste stok trouw. “Thuis heb ik het materiaal voor de methodfeeder liggen, maar onder de spreekwoordelijke laag stof. Die techniek spreekt mij veel minder aan. Bij een aanbeet voel je vrijwel niet of het een zeelt is, terwijl ik dat met de vaste hengel direct weet. Die is veel verfijnder dan de methodfeeder en je kunt meer variëren met hoe je het aas presenteert.”

Behalve een
maïskorrel zijn ook wormen, een combi van maïs en wormen, en een maïspellet prima aas
voor de zeelt

“Ik vis nu met een staande haak, zodat je het direct ziet als de vis het aas oppakt. Soms is het de truc om het aas juist iets hoger te presenteren. Dan weet je ook zeker dat je met de haak geen bladresten oppikt.” Een ander opvallend detail is dat Frits de dobber vrij regelmatig iets lift en vervolgens weer heel beheerst laat zakken. “Zo breng je het aas iets in beweging, en dat kan voor de vis net het zetje zijn om toe te happen.”

LAATSTE REDMIDDEL
Als laatste redmiddel pakt Frits een 11,5 meter lange hengel uit het foedraal. “Die gebruik ik haast nooit, want doorgaans kan ik prima uit de voeten met een 8,5 tot 9,5 meter stok. Maar nu het zo stroef loopt wil ik het toch nog ietsje verder weg proberen. Daar is het slechts een centimeter of tien dieper, maar wie weet. Een klein stukje extra afstand kan soms bepalend zijn. Daarom is het beter om ‘kort’ te beginnen, zodat je de ruimte hebt om desgewenst te verlengen.” Ook op deze ‘nieuwe’ stek peilt hij weer minutieus voordat de combinatie van een cupje maïspap en een bal grondvoer te water gaat. Hoewel de natuur boven water in de loop van de ochtend tot leven is gekomen, blijft het onder water angstvallig stil. Wat Frits ook probeert, de zeelt – noch andere vissoorten – geeft niet thuis.

NOG EVEN GEDULD A.U.B.
“Ik heb de trukendoos helemaal opengetrokken, maar het zit er dit keer helaas niet in”, zegt Frits iets na het middaguur een tikje teleurgesteld. “De nachtvorst van begin deze week is vermoedelijk de boosdoener. Overdag schijnt de zon nu wel lekker, maar de watertemperatuur krijgt ’s nachts vervolgens een flinke opdonder. Het zal dit jaar denk ik pas zo eind maart zijn dat ik mijn eerste zeelt kan noteren, waarna het seizoen half april echt goed van start gaat en tot ongeveer eind oktober loopt.” Hoewel driemaal dit keer geen scheepsrecht was, heeft Frits toch genoten. “Het is toch heerlijk om op de fiets te kunnen springen en aan de rand van de stad lekker te ontspannen aan het water?! Ik denk niet dat er vanochtend veel Arnhemmers zijn die vlak voor hun neus een ijsvogel voorbij hebben zien scheren.”

‘Ik vis nu met een staande haak, zodat je het direct ziet als de vis het aas oppakt’

Die eerste variant is hard van structuur, de tweede zachter – maar nog stevig genoeg om op de haak te zetten. De structuur van het aas kan soms doorslaggevend zijn.”

ZEELTSTRATEN
Behalve de presentatie van het voer en aas is de plek waar je dit aan de vis voorschotelt volgens Frits net zo belangrijk. “Hier zitten we aan een zogenaamde ‘zeeltstraat’. Gedurende het seizoen ga ik veel op verkenning langs de waterkant, want door te observeren leer je het gedrag van Tinca tinca doorgronden. Zo zijn er bepaalde plekken die ze steevast vermijden, terwijl ze op andere stekken juist graag komen. Daar zie je bijvoorbeeld vaak de typische, kleine belletjes die azende zeelt produceert.” Op dit stadswater legt de zeelt volgens hem doorgaans een vast parcours af. “Ze zwemmen in groepjes langs een bepaalde serie plekken – vandaar de term zeeltstraat.”

KIESKEURIG
Die lijkt tot op heden echter uitgestorven. “De zeelt kan heel kieskeurig zijn en lang op je voerplek liggen zonder het aas te pakken. Daarom heb ik een ruime selectie bij me om de vis alsnog over de streep te kunnen trekken”, wijst Frits op het plateau naast zijn stoel. Naast de reeds genoemde maïs liggen er maden, wormen en pellets klaar. “Je kunt met drie piertjes vissen. Of een combi van een maïskorrel met pieren. Of enkele maden op de haak. Voor de maïspellets (babycorn) pak ik een haak met daaronder een elastiekje om het aas in te bevestigen.” Hoewel de pellets vooral in de zomer goed werken – ‘dan vallen ze tussen het natuurlijke voedsel extra op vanwege de zoete smaak waar de zeelt dol op is’ – geeft Frits ze deze ochtend ook een kans.

VEEL VARIËREN
Een tweede voerplekje aanleggen – iets links van degene die hij nu recht voor zich bevist – zou wat later in het seizoen ook een optie zijn, maar heeft nu niet zoveel zin. “Het water is nog koud en de vis zwemt nauwelijks. Dat gaat het verschil niet maken.” Mogelijk dat de dobber iets omhoog schuiven wel werkt.

Door met Tipp-Ex de gepeilde diepte op de hengel te markeren kun je variëren qua visdiepte zonder telkens opnieuw te hoeven peilen

MATERIAAL

Hengel: 8,5 tot 9,5 meter lengte
Hoofdlijn: 14/00 nylon
Verzwaring: 0,8 gram inline olivette gewicht
Wartel: verbinding tussen hoofd- en onderlijn zodat je die laatste snel kunt wisselen
Onderlijn: 12/00 nylon
Dobber: 0,8 gram
Haak: maat 8
Voer: zoet lokvoer + maïspapje
Aas: maïskorrel, wormen, maden en pellets

Als om 07.00 uur de vroege forenzen uit Rijkerswoerd vertrekken, parkeert Frits Hendriks zijn fiets plus aanhanger tegen een grote boom vlakbij het water. Hoewel het een mooie voorjaarsdag belooft te worden, is het nu nog behoorlijk fris. “Eerder deze week hadden we nog nachtvorst, maar vannacht is de temperatuur gelukkig boven het vriespunt gebleven. Toch is het water nu een stuk kouder dan vorig jaar”, zegt Frits. “Toen hadden we een zachte winter met weinig vorst en ving ik mijn eerste zeelt al op 20 februari. Dit jaar ben ik twee keer op pad geweest, maar nog zonder resultaat. Wellicht is vandaag het gezegde ‘driemaal is scheepsrecht’ van toepassing”, blikt hij hoopvol vooruit op deze ochtendsessie.

PEILRITUEEL
De vaste hengel is in no time opgetuigd, waarna het peilritueel begint. “Daar neem ik uitgebreid de tijd voor, want de bodem is nooit helemaal waterpas – zelfs niet in een uitgegraven stadswater zoals dit. Je zult zien dat er ook op een klein oppervlak best wel wat diepteverschillen zijn. Natuurlijk niet wereldschokkend omdat het hier overal pakweg een meter diep is, maar her en der vind je kuiltjes. Daar ben ik naar op zoek, want hierin verzamelt zich voedsel.” Na de 0,8-grams dobber meermaals op de stek te hebben laten zakken heeft Frits op ruim 9 meter een plekje gevonden waar hij vertrouwen in heeft. “Het kost wat tijd, maar zou ik niet secuur peilen dan spookt het de hele tijd door mijn hoofd dat ik wellicht niet goed lig.”

MAÏSPAPJE
Na een plastic cupje op de hengeltop te hebben bevestigd, vult hij dit met een maïspapje. “Zoete blikmaïs uit de blender, dat geeft lekker veel geur af.” Na twee porties maïspap volgt een balletje zoet lokvoer (zo groot als een ei) met wat maden en enkele geknipte wormen. Dat cupt hij met veel precisie op de stek om de voerplek zo compact mogelijk te houden. “Voor nu is dit voldoende, je wilt de vis immers niet verzadigen.” Op het haakje maat 8 prikt hij een maïskorrel. Daarbij kan hij kiezen tussen korrels uit blik en die uit een plastic zakje dat afkomstig is uit de vriezer. 

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm