Korst voor graskarper
Korst voor roofblei
STRUINEN
EN STROOIEN
Brood is een bijzonder basic aas, maar wel een soort waar tal van vissen dol op zijn. Toch wordt er relatief weinig mee gevist. Om te laten zien wat er met brood allemaal mogelijk is, trekt Valentijn van den Bos met enkele ongesneden tijgerbroden de polder bij Culemborg in.
Links een haak
voor de roofblei,
rechts die voor
de graskarper.
Sla bij het
struinen ook de smallere en dichtbegroeide slootjes niet over
Struinend vissen betekent licht bepakt op pad.
Het ‘broodseizoen’ in de polder loopt
grofweg van april tot en met oktober
(ongeveer tot de eerste nachtvorst)
Een broodpluim voor het vissen op brasem.
Struinen en strooien om de vis tot azen aan te zetten
“Oei, het water is wel erg bruin en stroomt ook flink”, zegt Valentijn wijzend op het water van een wetering in de polder Culemborgerwaard. “Normaal gesproken kun je dieper in het water kijken en staat er hoogstens een lichte trek. Die twintig millimeter regen van vannacht hebben de boel aardig op zijn kop gezet.” In dit polderstelsel van ruim 100 hectare en tientallen kilometers weteringen en sloten gaat Valentijn gewapend met een heel brood op zoek naar roofblei, (gras)karper en brasem. Het vinden van de vis is cruciaal in zo’n labyrint van wateren. “Dat betekent struinen en veel meters maken”, zegt hij als liefhebber van deze tak van sport met een twinkeling in de ogen.
SUMMUM
We starten deze sessie aan de Nieuwe Graaf, waar Valentijn wat kleine stukjes brood in het midden van de wetering strooit. “Eens kijken of ze naar boven komen, want aan de oppervlakte vis vangen is wat mij betreft het summum. Een vis zien azen en waarnemen hoe die uiteindelijk je korst opslurpt is het mooiste wat er is.” Het brood is ongesneden, zodat hij zelf het formaat van de korsten kan bepalen. “Voor roofblei pak ik kleine, hapklare korstjes, maar voor graskarper mag het best een flink stuk zijn zodat het goed opvalt. Die slobbert dat met gemak naar binnen.” De korstjes drijven stroomafwaarts en ondanks de regen komen de eerste roofbleien naar het oppervlak om heel rustig een paar korstjes te pakken. Valentijn ziet het handenwrijvend aan, maar laat zijn hengel nog onaangeroerd. In plaats daarvan voert-ie wat extra korsten om de vissen beter te laten azen.
KIJKEN, NIET KOPEN
Een half uurtje later zien we zeker vijf roofbleien in het midden van de wetering azen. Voordat zijn broodkorst met haak te water gaat laat Valentijn zijn ‘onderlijnmontage’ zien: een dundradige dropshothaak – waarvan de weerhaak is platgeknepen – aan het eind van de 25/00 nylon lijn. “Zo simpel kan het zijn. Dat scherpe, dundradige haakje prikt prima in de harde bek en zorgt ervoor dat de vis niet snel losschiet.” Zodra Valentijn wil gaan vissen laten de roofbleien zich echter niet meer zien. De regen en wind maken het vissen er nu ook niet makkelijker op, wat hem doet besluiten om hier later op de dag terug te komen. We verkassen naar stek twee, waar hij onlangs nog roofblei ving. Die schitteren hier door afwezigheid, dus besluit hij een pennetje op de lijn te zetten en een broodvlok vlak boven de bodem te presenteren. Tijdens de drift van de dobber op de stroming schiet deze in één keer helemaal weg. Een brasem is de eerste soort die vandaag op de foto mag.
valentijn speurt, spot en besluipt een fraaie graskarper – met succes!
>>
>>
>>
LAATSTE POGING
Na een verkasje staat Valentijn weer korstjes te strooien op de stek waar hij vanochtend begon. Hij beperkt de hoeveelheid om de vissen niet te verzadigen. “Bovendien komt de roofblei, die in deze polder talrijk aanwezig is, de korsten vanzelf tegen. Deze vissen zijn vrijwel altijd in beweging.” Het weer is inmiddels aardig opgeklaard en ook de wind is afgenomen. Dit zorgt ervoor dat we de boeggolven en kleine kolkjes van vissen die de korsten pakken kunnen zien. Valentijn prikt snel een klein korstje op de haak en laat dit gecontroleerd met de stroming mee drijven. Dat doet hij iets buiten de hoofdstroom, zodat de korst wat langzamer wordt meegevoerd. “Zo hebben de roofbleien wat meer tijd, voor het geval dat ze het aas wat moeilijker kunnen zien in dit bruine water. Op een meter of tien afstand slokt een roofblei de korst rustig op. Valentijn wacht een paar seconden en zet dan de haak. Een krachtige run volgt, het parabolische hengeltje gaat zo krom als een hoepel en de molenslip laat van zich horen. Valentijn staat te genieten, maar dan schiet de haak los en is de pret over. De sluwe roofbleien laten zich vervolgens niet meer zien. “Je kunt niet altijd zes gooien, maar het was sowieso een mooie dag met een paar knappe vissen en een mooie score op de stappenteller”, sluit Valentijn af.
POT MET GOUD
Na dit succesje besluit Valentijn toch om te verkassen. We zetten koers naar een stek met minder stroming en meer waterplanten, waar hij graskarper verwacht. “Zoals je merkt ga ik op zoek naar actieve vis. Wachten totdat de vis naar mij toe komt doe ik niet meer. Vooral omdat ik vanwege mijn drukke baan vaak korte sessies vis. Dan wil ik wel op een stek aan de slag waar de vis zit.” Een vismaat van Valentijn woont in Culemborg en kent veel boeren in het gebied. Zodoende mag hij samen met zijn vismaat soms ook door weilanden lopen en kan hij op nauwelijks beviste stukken komen. “Hier in de polder mag je normaal alleen vanaf de wegkant vissen. Wil je toch door een weiland? Vraag het dan netjes aan de boer. Soms is dat geen probleem, maar niet iedere boer zit erop te wachten dat zijn land wordt betreden.” Bij een smalle sloot langs een provinciale weg strooit Valentijn wat grotere korsten tussen de lelies. Dat doet hij iets verderop ook, maar activiteit blijft uit. Na een paar honderd meter lopen komt hij bij een smalle zijsloot die vol ligt met lelies. Hier reageren de graskarpers direct op het brood. “We hebben de pot met goud gevonden”, klinkt het opgelucht.
DUBBELSLAG
Valentijn scheurt een flink stuk korst van het brood en haalt de haak (maat 2) er twee keer doorheen. Zijn korst wordt vlak na de landing al van het wateroppervlak gepakt – we kunnen de bek van de graskarper om de korst zien sluiten. Zodra de lijn strak is getrokken zet Valentijn de haak. Het water explodeert, de 1.75 lbs penhengel trekt krom en na een korte, maar hevige dril steekt hij het net onder een flinke graskarper. “Normaal zijn ‘grassers’ veel moeilijker te vangen dan roofbleien, maar misschien werkt het troebele water juist in ons voordeel en zijn ze nu minder schuw.” In het smallere deel van de sloot liggen nog meer graskarpers, dus wil Valentijn het daar nog even proberen voordat hij zijn pijlen weer op de roofblei richt. “Kijk die dan, dat lijkt wel een haai”, zegt hij als een graskarper met zijn rugvin half uit het water op het haakaas af komt zwemmen. De vis schuift vol over de korst heen, dus is het weer bingo. Dankzij de 30/00 nylon lijn kan Valentijn genoeg druk zetten en de vis hoog in het water houden. Zo kan die niet richting de dieper gelegen dikke wortels van de lelies en verloopt de dril probleemloos. “Zo, nu nog de roofblei erbij en het trio is compleet”, klinkt het vol vertrouwen.
STRUINEN
EN STROOIEN
Brood is een bijzonder basic aas, maar wel een soort waar tal van vissen dol op zijn. Toch wordt er relatief weinig mee gevist. Om te laten zien wat er met brood allemaal mogelijk is, trekt Valentijn van den Bos met enkele ongesneden tijgerbroden de polder bij Culemborg in.
LAATSTE POGING
Na een verkasje staat Valentijn weer korstjes te strooien op de stek waar hij vanochtend begon. Hij beperkt de hoeveelheid om de vissen niet te verzadigen. “Bovendien komt de roofblei, die in deze polder talrijk aanwezig is, de korsten vanzelf tegen. Deze vissen zijn vrijwel altijd in beweging.” Het weer is inmiddels aardig opgeklaard en ook de wind is afgenomen. Dit zorgt ervoor dat we de boeggolven en kleine kolkjes van vissen die de korsten pakken kunnen zien. Valentijn prikt snel een klein korstje op de haak en laat dit gecontroleerd met de stroming mee drijven. Dat doet hij iets buiten de hoofdstroom, zodat de korst wat langzamer wordt meegevoerd. “Zo hebben de roofbleien wat meer tijd, voor het geval dat ze het aas wat moeilijker kunnen zien in dit bruine water. Op een meter of tien afstand slokt een roofblei de korst rustig op. Valentijn wacht een paar seconden en zet dan de haak. Een krachtige run volgt, het parabolische hengeltje gaat zo krom als een hoepel en de molenslip laat van zich horen. Valentijn staat te genieten, maar dan schiet de haak los en is de pret over. De sluwe roofbleien laten zich vervolgens niet meer zien. “Je kunt niet altijd zes gooien, maar het was sowieso een mooie dag met een paar knappe vissen en een mooie score op de stappenteller”, sluit Valentijn af.
Het ‘broodseizoen’ in de polder loopt
grofweg van april tot en met oktober
(ongeveer tot de eerste nachtvorst)
Links een haak voor de roofblei,
rechts die voor de graskarper.
Struinen en strooien om de vis tot azen aan te zetten
valentijn speurt, spot en besluipt een fraaie graskarper – met succes!
>>
>>
>>
POT MET GOUD
Na dit succesje besluit Valentijn toch om te verkassen. We zetten koers naar een stek met minder stroming en meer waterplanten, waar hij graskarper verwacht. “Zoals je merkt ga ik op zoek naar actieve vis. Wachten totdat de vis naar mij toe komt doe ik niet meer. Vooral omdat ik vanwege mijn drukke baan vaak korte sessies vis. Dan wil ik wel op een stek aan de slag waar de vis zit.” Een vismaat van Valentijn woont in Culemborg en kent veel boeren in het gebied. Zodoende mag hij samen met zijn vismaat soms ook door weilanden lopen en kan hij op nauwelijks beviste stukken komen. “Hier in de polder mag je normaal alleen vanaf de wegkant vissen. Wil je toch door een weiland? Vraag het dan netjes aan de boer. Soms is dat geen probleem, maar niet iedere boer zit erop te wachten dat zijn land wordt betreden.” Bij een smalle sloot langs een provinciale weg strooit Valentijn wat grotere korsten tussen de lelies. Dat doet hij iets verderop ook, maar activiteit blijft uit. Na een paar honderd meter lopen komt hij bij een smalle zijsloot die vol ligt met lelies. Hier reageren de graskarpers direct op het brood. “We hebben de pot met goud gevonden”, klinkt het opgelucht.
DUBBELSLAG
Valentijn scheurt een flink stuk korst van het brood en haalt de haak (maat 2) er twee keer doorheen. Zijn korst wordt vlak na de landing al van het wateroppervlak gepakt – we kunnen de bek van de graskarper om de korst zien sluiten. Zodra de lijn strak is getrokken zet Valentijn de haak. Het water explodeert, de 1.75 lbs penhengel trekt krom en na een korte, maar hevige dril steekt hij het net onder een flinke graskarper. “Normaal zijn ‘grassers’ veel moeilijker te vangen dan roofbleien, maar misschien werkt het troebele water juist in ons voordeel en zijn ze nu minder schuw.” In het smallere deel van de sloot liggen nog meer graskarpers, dus wil Valentijn het daar nog even proberen voordat hij zijn pijlen weer op de roofblei richt. “Kijk die dan, dat lijkt wel een haai”, zegt hij als een graskarper met zijn rugvin half uit het water op het haakaas af komt zwemmen. De vis schuift vol over de korst heen, dus is het weer bingo. Dankzij de 30/00 nylon lijn kan Valentijn genoeg druk zetten en de vis hoog in het water houden. Zo kan die niet richting de dieper gelegen dikke wortels van de lelies en verloopt de dril probleemloos. “Zo, nu nog de roofblei erbij en het trio is compleet”, klinkt het vol vertrouwen.
Sla bij het
struinen ook de smallere en dichtbegroeide slootjes niet over
Een broodpluim voor het vissen op brasem.
“Oei, het water is wel erg bruin en stroomt ook flink”, zegt Valentijn wijzend op het water van een wetering in de polder Culemborgerwaard. “Normaal gesproken kun je dieper in het water kijken en staat er hoogstens een lichte trek. Die twintig millimeter regen van vannacht hebben de boel aardig op zijn kop gezet.” In dit polderstelsel van ruim 100 hectare en tientallen kilometers weteringen en sloten gaat Valentijn gewapend met een heel brood op zoek naar roofblei, (gras)karper en brasem. Het vinden van de vis is cruciaal in zo’n labyrint van wateren. “Dat betekent struinen en veel meters maken”, zegt hij als liefhebber van deze tak van sport met een twinkeling in de ogen.
SUMMUM
We starten deze sessie aan de Nieuwe Graaf, waar Valentijn wat kleine stukjes brood in het midden van de wetering strooit. “Eens kijken of ze naar boven komen, want aan de oppervlakte vis vangen is wat mij betreft het summum. Een vis zien azen en waarnemen hoe die uiteindelijk je korst opslurpt is het mooiste wat er is.” Het brood is ongesneden, zodat hij zelf het formaat van de korsten kan bepalen. “Voor roofblei pak ik kleine, hapklare korstjes, maar voor graskarper mag het best een flink stuk zijn zodat het goed opvalt. Die slobbert dat met gemak naar binnen.” De korstjes drijven stroomafwaarts en ondanks de regen komen de eerste roofbleien naar het oppervlak om heel rustig een paar korstjes te pakken. Valentijn ziet het handenwrijvend aan, maar laat zijn hengel nog onaangeroerd. In plaats daarvan voert-ie wat extra korsten om de vissen beter te laten azen.
KIJKEN, NIET KOPEN
Een half uurtje later zien we zeker vijf roofbleien in het midden van de wetering azen. Voordat zijn broodkorst met haak te water gaat laat Valentijn zijn ‘onderlijnmontage’ zien: een dundradige dropshothaak – waarvan de weerhaak is platgeknepen – aan het eind van de 25/00 nylon lijn. “Zo simpel kan het zijn. Dat scherpe, dundradige haakje prikt prima in de harde bek en zorgt ervoor dat de vis niet snel losschiet.” Zodra Valentijn wil gaan vissen laten de roofbleien zich echter niet meer zien. De regen en wind maken het vissen er nu ook niet makkelijker op, wat hem doet besluiten om hier later op de dag terug te komen. We verkassen naar stek twee, waar hij onlangs nog roofblei ving. Die schitteren hier door afwezigheid, dus besluit hij een pennetje op de lijn te zetten en een broodvlok vlak boven de bodem te presenteren. Tijdens de drift van de dobber op de stroming schiet deze in één keer helemaal weg. Een brasem is de eerste soort die vandaag op de foto mag.