wist je dat

GROOT OOG, VOORSPRONG
BIJ MIGRATIE

In de winter trekken sommige blankvoorns vanuit plassen en meren naar kleinere wateren of havens. Nieuw onderzoek laat zien dat migrerende blankvoorns met grote ogen een voordeel hebben. Die zien kleine prooien beter en hebben daardoor meer reserves en een grotere kans om de wintertrek te overleven.
TEKST: ARNO VAN ’T HOOG
BEELD: JANNY BOSMAN


Op het eerste gezicht is elke blankvoorn identiek – hooguit is er verschil in geslacht, leeftijd en lengte. Toch is er meer variatie dan je met het blote oog kunt zien, zo hebben Scandinavische onderzoekers ontdekt. In twee Deense meertjes hebben ze in de loop der jaren zo’n tweeduizend voorns gevangen, opgemeten, gefotografeerd en van een zendertje voorzien. Dankzij in het water geplaatste ontvangers kan de locatie van elk van deze vissen jaren achtereen in beeld worden gebracht. Dit zenderonderzoek heeft allerlei inzichten opgeleverd. Onder meer over het trekgedrag van blankvoorn.

GROTERE OGEN
Een deel van de populatie zoekt in de wintermaanden de luwte op van kleine beekjes die in het meer uitkomen, om in het voorjaar weer naar het grote water te trekken. Het aantal ‘trekkers’ kan per jaar en per water ­variëren: van de helft tot wel zeventig procent van de blankvoornpopulatie. De reden dat de Deense blankvoorns wegtrekken is het ontlopen van snoek en aalscholver. In de zijstroompjes zitten namelijk veel minder rovers. Tegelijkertijd is daar ook veel minder voedsel te vinden. Blankvoorn die in de beekjes overwintert heeft daardoor een minder gevulde maag dan soortgenoten die op de grote plas blijven. Vandaar dat niet alle blankvoorn wegtrekt: je betaalt als vis namelijk een ‘prijs’ voor het ontlopen van rovers. Maar wat bepaalt dan wie blijft en wie vertrekt? Onderzoekers ontdekten dat migrerende voorns een afwijkende lichaamsbouw hebben. Dit werd duidelijk toen de foto’s van alle ‘onderzoeksvissen’ nauwkeurig werden bestudeerd. Daarbij kwam aan het licht dat blankvoorns die wegtrekken grotere ogen hebben. Dit betekent dat het oppervlak waardoor licht in het oog kan vallen gemiddeld acht procent groter is.

CONDITIE BEPALEND
Voorns met grotere ogen die meer licht opvangen hebben beter zicht in de schemering. Dat helpt om piepkleine prooi – bijvoorbeeld watervlooien en ander plankton – te vinden. Van blankvoorns is bekend dat ze rond zonsondergang vegetatie en soortgenoten achter zich laten om in de buurt van het wateroppervlak op zoek te gaan naar voedsel. Blankvoorns met grotere ogen vinden waarschijnlijk meer voedsel en zijn daardoor in het najaar vetter en fitter, schrijven de Deense en Zweedse onderzoekers. Dat laatste is belangrijk, want de conditie van een vis is bepalend voor de beslissing om weg te trekken. Dit blijkt uit een experiment waarin blankvoorns werden bijgevoerd door onderzoekers. Deze vissen trekken eerder in het seizoen richting kleiner water en ze blijven ook langer weg. Ondervoede blankvoorn trekt juist minder vaak, en als ze dat toch doen lopen ze een groter risico het niet te overleven. Dit laat zien dat migrerende blankvoorns sterke druk ervaren om vóór hun vertrek zo efficiënt mogelijk voedsel te vergaren, om zo genoeg energie te verzamelen en hun overlevingskans tijdens de overwintering te vergroten.

GROOT OOG, VOORSPRONG
BIJ MIGRATIE

wist je dat

In de winter trekken sommige blankvoorns vanuit plassen en meren naar kleinere wateren of havens. Nieuw onderzoek laat zien dat migrerende blankvoorns met grote ogen een voordeel hebben. Die zien kleine prooien beter en hebben daardoor meer reserves en een grotere kans om de wintertrek te overleven.
TEKST: ARNO VAN ’T HOOG
BEELD: JANNY BOSMAN


Op het eerste gezicht is elke blankvoorn identiek – hooguit is er verschil in geslacht, leeftijd en lengte. Toch is er meer variatie dan je met het blote oog kunt zien, zo hebben Scandinavische onderzoekers ontdekt. In twee Deense meertjes hebben ze in de loop der jaren zo’n tweeduizend voorns gevangen, opgemeten, gefotografeerd en van een zendertje voorzien. Dankzij in het water geplaatste ontvangers kan de locatie van elk van deze vissen jaren achtereen in beeld worden gebracht. Dit zenderonderzoek heeft allerlei inzichten opgeleverd. Onder meer over het trekgedrag van blankvoorn.

GROTERE OGEN
Een deel van de populatie zoekt in de wintermaanden de luwte op van kleine beekjes die in het meer uitkomen, om in het voorjaar weer naar het grote water te trekken. Het aantal ‘trekkers’ kan per jaar en per water ­variëren: van de helft tot wel zeventig procent van de blankvoornpopulatie. De reden dat de Deense blankvoorns wegtrekken is het ontlopen van snoek en aalscholver. In de zijstroompjes zitten namelijk veel minder rovers. Tegelijkertijd is daar ook veel minder voedsel te vinden. Blankvoorn die in de beekjes overwintert heeft daardoor een minder gevulde maag dan soortgenoten die op de grote plas blijven. Vandaar dat niet alle blankvoorn wegtrekt: je betaalt als vis namelijk een ‘prijs’ voor het ontlopen van rovers. Maar wat bepaalt dan wie blijft en wie vertrekt? Onderzoekers ontdekten dat migrerende voorns een afwijkende lichaamsbouw hebben. Dit werd duidelijk toen de foto’s van alle ‘onderzoeksvissen’ nauwkeurig werden bestudeerd. Daarbij kwam aan het licht dat blankvoorns die wegtrekken grotere ogen hebben. Dit betekent dat het oppervlak waardoor licht in het oog kan vallen gemiddeld acht procent groter is.

CONDITIE BEPALEND
Voorns met grotere ogen die meer licht opvangen hebben beter zicht in de schemering. Dat helpt om piepkleine prooi – bijvoorbeeld watervlooien en ander plankton – te vinden. Van blankvoorns is bekend dat ze rond zonsondergang vegetatie en soortgenoten achter zich laten om in de buurt van het wateroppervlak op zoek te gaan naar voedsel. Blankvoorns met grotere ogen vinden waarschijnlijk meer voedsel en zijn daardoor in het najaar vetter en fitter, schrijven de Deense en Zweedse onderzoekers. Dat laatste is belangrijk, want de conditie van een vis is bepalend voor de beslissing om weg te trekken. Dit blijkt uit een experiment waarin blankvoorns werden bijgevoerd door onderzoekers. Deze vissen trekken eerder in het seizoen richting kleiner water en ze blijven ook langer weg. Ondervoede blankvoorn trekt juist minder vaak, en als ze dat toch doen lopen ze een groter risico het niet te overleven. Dit laat zien dat migrerende blankvoorns sterke druk ervaren om vóór hun vertrek zo efficiënt mogelijk voedsel te vergaren, om zo genoeg energie te verzamelen en hun overlevingskans tijdens de overwintering te vergroten.

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm