WINTERFEEDEREN


’s Winters vist Ton Thoen (36) graag met de feederhengel op diepe rivierplassen. Daarbij zijn het bepalen van de juiste afstand en het wisselen tussen verschillende typen voerkorven belangrijke onderdelen van zijn aanpak. Tegelijkertijd benadrukt de Limburger ook het belang van eenvoud. “Te veel experimenteren kan voor chaos zorgen en doet de vangst geen goed.”


‘Korven met een kunststof omhulsel komen tijdens het binnendraaien sneller omhoog, wat ideaal is als je de montage over een steil talud moet zien te krijgen’






Ton stelt de timer in op vijf minuten, want ook ’s winters is het een kwestie van actief vissen. “Alleen als het eerste uur nauwelijks aanbeten oplevert, haal ik de montage pas na tien minuten binnen voordat ik opnieuw inwerp.”

Ook met het type voerkorf kun je zaken beïnvloeden. “Een gaaskorf laat al tijdens het afzinken voerdeeltjes los – afhankelijk van het type voer, hoe stevig je dit aandrukt en de diepte op je stek kan die zelfs leeg op de bodem belanden – terwijl een (meer) gesloten korf minder voer verliest. Met een open model creëer je een aantrekkelijk voerspoor in het water, een dichte korf zorgt voor een compacte voerplek op de bodem. Door hier mee te spelen kun je het beste van twee werelden combineren.”
SPECIEKUIP OP VOETBALVELD
De aanbeten volgen elkaar in een steeds sneller tempo op en Ton vangt diverse prachtige blankvoorns. “Het zijn helaas niet de grote exemplaren waar ik stiekem op hoopte voor deze reportage. Zelfs op deze goede stek laten die zich niet elke dag zien”, zegt hij realistisch. Dat hij de boel aan de praat heeft gekregen, ligt volgens hem mede aan zijn precieze worpen. “Bij elke worp probeer ik de voerkorf binnen dezelfde vierkante meter te laten landen. Een compacte voerplek werkt bij feedervissen vaak het best, vooral in de winter wanneer de eetlust en activiteit van de vissen afnemen.” Accuraat werpen is iets dat je volgens Ton prima kunt oefenen. “Als jonge knul zette ik een speciekuip neer op het voetbalveld en daar probeerde ik mijn werpgewicht in te mikken. Ik begon op korte afstand en vergrootte die geleidelijk aan”, blikt hij terug op zijn trainingsmethode. “Vraag van tevoren wel toestemming, want elke worp naast de kuip is een putje in het gras”, lacht hij.
MENTAAL SPELLETJE
Tijdens de rest van de sessie zorgt het wisselen van type voerkorf, haakaas en visafstand telkens weer voor een (korte) opleving van het aantal aanbeten. “Mijn keuzes baseer ik deels op een jarenlange ervaring, maar voor een deel ook op een soort onderbuikgevoel. Dat maakt het sportvissen uniek in vergelijking met veel andere sporten”, zegt Ton. Omdat te onderstrepen herhaalt hij de woorden van een bekende Engelse wedstrijdvisser. “Die zei ooit dat in veel sporten het doel, zoals een finishlijn, zichtbaar is. In onze tak van sport is de vis meestal onzichtbaar, wat het mentaal gezien allemaal nog uitdagender maakt. Je moet dus extra durven te vertrouwen op ervaring en intuïtie.” Daarmee zit het gezien de vangsten tijdens deze winterse sessie wel goed.
>> MATERIAAL
Hengel: feederhengel 12 ft met een werpgewicht
van 90 gram
Feedertop: 0,5 tot 1,5 oz
Molen: 4000 tot 5500 formaat met een grote
spoel en een hoge inhaalsnelheid (circa één meter
per slingerslag)
Lijn: 10/00 of 12/00 gevlochten hoofdlijn met een 28/00 nylon voorslag van ongeveer acht meter lengte
Montage: schuivende feedermontage met de voerkorf op een feederlink (zijlijntje) gestopt door twee
rubber stoppers
Korven: diverse plastic gaaskorven en window feederkorven van 30 tot 50 gram
Onderlijnen: 12/00 tot 16/00 nylon in combinatie
met haken in maat 14 tot 20
Voer en aas: feederlokvoer, maden, casters,
hennep en wormen
Ton legt twee voerplekken aan – op 35 en op 50 meter – zodat hij kan schakelen en een stek even rust kan gunnen.


Vanaf de parkeerplaats aan de Zuidplas bij Roermond zijn langs de waterlijn vijf silhouetten van sportvissers zichtbaar. De gedaanten steken scherp af tegen de opkomende winterzon die aan de horizon boven de kerken en gebouwen van de stad uit klimt. “In Limburg is dit één van de weinige plekken op groot, openbaar water waar je in de winter goed witvis kunt vangen”, verklaart Ton de drukte aan de waterkant zo vroeg op de dag. “Links zitten twee Duitsers die ik niet ken, de twee heren rechts zijn vismaten van me. We waren al ruim voor de schemering aanwezig om een goed plekje te bemachtigen. Op deze populaire stek kan het namelijk behoorlijk druk zijn, ook op een reguliere, doordeweekse dag als vandaag.”
VOORNS ZOEKEN
Al snel na de begroeting vliegt er een gevulde voerkorf plus onderlijn met drie maden op de haak door de lucht, waarna die op 35 meter afstand in het water plonst. “Tot nu toe heb ik een blankvoorntje gevangen, het begin is vrij rustig”, meldt de Limburger de tussenstand. Hij is aan de Zuidplas neergestreken vanwege de kans op blankvoorn – exemplaren van 20 centimeter tot giganten van rond de 40 centimeter die soms meer dan twee pond zwaar zijn – en brasem. “Op grote, diepe wateren zoals dit is het vaak essentieel om de witvis te vinden. Daarom kies ik voor het bevissen van stekken op twee verschillende afstanden en dieptes”, licht hij zijn strategie toe. “Op 35 meter afstand ligt mijn eerste voerplek. Daar is het ongeveer vijf meter diep. Mijn tweede voerplek bevindt zich op 50 meter, waar het zo’n anderhalve meter dieper is.”
>> WERPTECHNIEK
Om de voerkorf op de juiste plek te krijgen zijn er verschillende werptechnieken die je kunt toepassen. “Welke methode je ook kiest – dat is deels afhankelijk van je persoonlijke voorkeur – zorg ervoor dat die een automatisme wordt. Houd daarom altijd dezelfde routine aan”, adviseert Ton. “Zelf draai ik het korfje bijvoorbeeld tot halverwege de hengel als die in een verticale positie staat. Vervolgens wijs ik diagonaal naar voren met de hengel, in de richting van de plek waar ik mijn voerkorf uiteindelijk wil hebben. Daarna breng ik de hengel in één vloeiende beweging naar achteren, waarna direct de worp volgt. Op deze manier wordt de hengel optimaal ‘geladen’ en kun je de korf soepel en nauwkeurig wegzetten”, tipt de witvisexpert.

STEK RUST GUNNEN
Na een kwartier buigt de top van de hengel lichtjes door. Ton zet de haak en noteert vervolgens zijn tweede blankvoorn van de dag. “Als een stek goed loopt, blijf je daar voeren en vissen. Zitten er vissers naast je? Dan kun je hen gebruiken als referentiemateriaal. Merk je bijvoorbeeld dat jij minder vis vangt, dan kun je van aanpak veranderen”, legt Ton uit terwijl hij de vis terugzet in het glasheldere water. Wanneer de teller na vijftien minuten nog altijd op twee staat, besluit Ton om het anders aan te pakken. Hij draait zijn lijn binnen en verwisselt zijn hengel voor de andere feederstok die al klaar ligt. Daarvan zit de lijn op vijftig meter afstand in de lijnclip. Bij de eerste worp volgt vrijwel direct nadat de korf op de bodem is beland een aanbeet. “Dit is precies waarom ik altijd twee voerplekken maak en ga zoeken als het lastig is”, zegt hij. “Rust op een voerplek kan soms wonderen doen en argwanende vissen alsnog over de streep trekken.” Over de schubben van de circa 20 centimeter lange blankvoorn ligt een prachtige winterse gloed die schittert in de zon.
EFFECT TYPE VOERKORF
Om de vis te lokken heeft Ton bij aanvang op beide stekken zes gevulde voerkorven gedropt. “Het lokvoer heb ik verrijkt met casters en hennep. Aangezien ik op zoek ben naar de grotere witvis gebruik ik in eerste instantie weinig levend aas, zoals maden. Die trekken in de regel te veel kleine vis aan.” Zoals zo vaak is er echter een uitzondering op de regel. “Aan één van de zes korven heb ik wat geknipte wormen toegevoegd. Als er brasem op de stek komt, dan ligt er alvast iets te snacken klaar. Bovendien kan een stukje worm soms ook het verschil maken bij het voornvissen”, licht hij toe.
Door het lokvoer enkel met casters en hennep te verrijken mik je gericht op grote vis – levend aas trekt vaak veel kleine vis aan





>> STEKKEUZE
Met de VISpas mag je op grote delen van de Zuidplas vissen. De beste mogelijkheden voor kantvissers liggen aan de westzijde van het water. Die oever is bereikbaar via overstappen langs de Kanaalweg-Oost. Gezien vanaf de provinciale weg N280 is de eerste 500 meter het meest interessant omdat daar goede stekken binnen werpbereik te vinden zijn. Let op dat je als sportvisser op veel andere oevers geen looprecht hebt, waardoor het daar niet is toegestaan om vanaf de kant te vissen.
De Limburgse Maasplassen zijn ontstaan door zand- en grindwinning en daardoor in de regel erg diep. Zo is de Zuidplas maximaal 27 meter diep, waarbij het bodemverloop vaak grillig is. Dit is iets om rekening mee te houden bij de stekkeuze. Kies voor een stek waar het binnen een comfortabele werpafstand vier tot acht meter diep is. Het talud mag daarbij niet te ver uit de kant liggen om de montage – het liefst in combinatie met vis – zonder problemen binnen te kunnen halen. Om dit te ondervangen is een hengel van minimaal 3,60 meter praktisch en dien je deze hoog te houden tijdens de dril.

’s Winters vist Ton Thoen (36) graag met de feederhengel op diepe rivierplassen. Daarbij zijn het bepalen van de juiste afstand en het wisselen tussen verschillende typen voerkorven belangrijke onderdelen van zijn aanpak. Tegelijkertijd benadrukt de Limburger ook het belang van eenvoud. “Te veel experimenteren kan voor chaos zorgen en doet de vangst geen goed.”
WINTERFEEDEREN

>> STEKKEUZE
Met de VISpas mag je op grote delen van de Zuidplas vissen. De beste mogelijkheden voor kantvissers liggen aan de westzijde van het water. Die oever is bereikbaar via overstappen langs de Kanaalweg-Oost. Gezien vanaf de provinciale weg N280 is de eerste 500 meter het meest interessant omdat daar goede stekken binnen werpbereik te vinden zijn. Let op dat je als sportvisser op veel andere oevers geen looprecht hebt, waardoor het daar niet is toegestaan om vanaf de kant te vissen.
De Limburgse Maasplassen zijn ontstaan door zand- en grindwinning en daardoor in de regel erg diep. Zo is de Zuidplas maximaal 27 meter diep, waarbij het bodemverloop vaak grillig is. Dit is iets om rekening mee te houden bij de stekkeuze. Kies voor een stek waar het binnen een comfortabele werpafstand vier tot acht meter diep is. Het talud mag daarbij niet te ver uit de kant liggen om de montage – het liefst in combinatie met vis – zonder problemen binnen te kunnen halen. Om dit te ondervangen is een hengel van minimaal 3,60 meter praktisch en dien je deze hoog te houden tijdens de dril.



Ton stelt de timer in op vijf minuten, want ook ’s winters is het een kwestie van actief vissen. “Alleen als het eerste uur nauwelijks aanbeten oplevert, haal ik de montage pas na tien minuten binnen voordat ik opnieuw inwerp.”

Ook met het type voerkorf kun je zaken beïnvloeden. “Een gaaskorf laat al tijdens het afzinken voerdeeltjes los – afhankelijk van het type voer, hoe stevig je dit aandrukt en de diepte op je stek kan die zelfs leeg op de bodem belanden – terwijl een (meer) gesloten korf minder voer verliest. Met een open model creëer je een aantrekkelijk voerspoor in het water, een dichte korf zorgt voor een compacte voerplek op de bodem. Door hier mee te spelen kun je het beste van twee werelden combineren.”
SPECIEKUIP OP VOETBALVELD
De aanbeten volgen elkaar in een steeds sneller tempo op en Ton vangt diverse prachtige blankvoorns. “Het zijn helaas niet de grote exemplaren waar ik stiekem op hoopte voor deze reportage. Zelfs op deze goede stek laten die zich niet elke dag zien”, zegt hij realistisch. Dat hij de boel aan de praat heeft gekregen, ligt volgens hem mede aan zijn precieze worpen. “Bij elke worp probeer ik de voerkorf binnen dezelfde vierkante meter te laten landen. Een compacte voerplek werkt bij feedervissen vaak het best, vooral in de winter wanneer de eetlust en activiteit van de vissen afnemen.” Accuraat werpen is iets dat je volgens Ton prima kunt oefenen. “Als jonge knul zette ik een speciekuip neer op het voetbalveld en daar probeerde ik mijn werpgewicht in te mikken. Ik begon op korte afstand en vergrootte die geleidelijk aan”, blikt hij terug op zijn trainingsmethode. “Vraag van tevoren wel toestemming, want elke worp naast de kuip is een putje in het gras”, lacht hij.
MENTAAL SPELLETJE
Tijdens de rest van de sessie zorgt het wisselen van type voerkorf, haakaas en visafstand telkens weer voor een (korte) opleving van het aantal aanbeten. “Mijn keuzes baseer ik deels op een jarenlange ervaring, maar voor een deel ook op een soort onderbuikgevoel. Dat maakt het sportvissen uniek in vergelijking met veel andere sporten”, zegt Ton. Omdat te onderstrepen herhaalt hij de woorden van een bekende Engelse wedstrijdvisser. “Die zei ooit dat in veel sporten het doel, zoals een finishlijn, zichtbaar is. In onze tak van sport is de vis meestal onzichtbaar, wat het mentaal gezien allemaal nog uitdagender maakt. Je moet dus extra durven te vertrouwen op ervaring en intuïtie.” Daarmee zit het gezien de vangsten tijdens deze winterse sessie wel goed.
>> MATERIAAL
Hengel: feederhengel 12 ft met een werpgewicht
van 90 gram
Feedertop: 0,5 tot 1,5 oz
Molen: 4000 tot 5500 formaat met een grote
spoel en een hoge inhaalsnelheid (circa één meter
per slingerslag)
Lijn: 10/00 of 12/00 gevlochten hoofdlijn met een 28/00 nylon voorslag van ongeveer acht meter lengte
Montage: schuivende feedermontage met de voerkorf op een feederlink (zijlijntje) gestopt door twee
rubber stoppers
Korven: diverse plastic gaaskorven en window feederkorven van 30 tot 50 gram
Onderlijnen: 12/00 tot 16/00 nylon in combinatie
met haken in maat 14 tot 20
Voer en aas: feederlokvoer, maden, casters,
hennep en wormen
Door het lokvoer enkel met casters en hennep te verrijken mik je gericht op grote vis – levend aas trekt vaak veel kleine vis aan




>> WERPTECHNIEK
Om de voerkorf op de juiste plek te krijgen zijn er verschillende werptechnieken die je kunt toepassen. “Welke methode je ook kiest – dat is deels afhankelijk van je persoonlijke voorkeur – zorg ervoor dat die een automatisme wordt. Houd daarom altijd dezelfde routine aan”, adviseert Ton. “Zelf draai ik het korfje bijvoorbeeld tot halverwege de hengel als die in een verticale positie staat. Vervolgens wijs ik diagonaal naar voren met de hengel, in de richting van de plek waar ik mijn voerkorf uiteindelijk wil hebben. Daarna breng ik de hengel in één vloeiende beweging naar achteren, waarna direct de worp volgt. Op deze manier wordt de hengel optimaal ‘geladen’ en kun je de korf soepel en nauwkeurig wegzetten”, tipt de witvisexpert.

STEK RUST GUNNEN
Na een kwartier buigt de top van de hengel lichtjes door. Ton zet de haak en noteert vervolgens zijn tweede blankvoorn van de dag. “Als een stek goed loopt, blijf je daar voeren en vissen. Zitten er vissers naast je? Dan kun je hen gebruiken als referentiemateriaal. Merk je bijvoorbeeld dat jij minder vis vangt, dan kun je van aanpak veranderen”, legt Ton uit terwijl hij de vis terugzet in het glasheldere water. Wanneer de teller na vijftien minuten nog altijd op twee staat, besluit Ton om het anders aan te pakken. Hij draait zijn lijn binnen en verwisselt zijn hengel voor de andere feederstok die al klaar ligt. Daarvan zit de lijn op vijftig meter afstand in de lijnclip. Bij de eerste worp volgt vrijwel direct nadat de korf op de bodem is beland een aanbeet. “Dit is precies waarom ik altijd twee voerplekken maak en ga zoeken als het lastig is”, zegt hij. “Rust op een voerplek kan soms wonderen doen en argwanende vissen alsnog over de streep trekken.” Over de schubben van de circa 20 centimeter lange blankvoorn ligt een prachtige winterse gloed die schittert in de zon.
EFFECT TYPE VOERKORF
Om de vis te lokken heeft Ton bij aanvang op beide stekken zes gevulde voerkorven gedropt. “Het lokvoer heb ik verrijkt met casters en hennep. Aangezien ik op zoek ben naar de grotere witvis gebruik ik in eerste instantie weinig levend aas, zoals maden. Die trekken in de regel te veel kleine vis aan.” Zoals zo vaak is er echter een uitzondering op de regel. “Aan één van de zes korven heb ik wat geknipte wormen toegevoegd. Als er brasem op de stek komt, dan ligt er alvast iets te snacken klaar. Bovendien kan een stukje worm soms ook het verschil maken bij het voornvissen”, licht hij toe.

‘Korven met
een kunststof omhulsel komen tijdens het binnendraaien sneller omhoog, wat ideaal is als je de montage over een steil talud moet zien te krijgen’



Ton legt twee voerplekken aan – op 35 en op 50 meter – zodat hij kan schakelen en een stek even rust kan gunnen.


Vanaf de parkeerplaats aan de Zuidplas bij Roermond zijn langs de waterlijn vijf silhouetten van sportvissers zichtbaar. De gedaanten steken scherp af tegen de opkomende winterzon die aan de horizon boven de kerken en gebouwen van de stad uit klimt. “In Limburg is dit één van de weinige plekken op groot, openbaar water waar je in de winter goed witvis kunt vangen”, verklaart Ton de drukte aan de waterkant zo vroeg op de dag. “Links zitten twee Duitsers die ik niet ken, de twee heren rechts zijn vismaten van me. We waren al ruim voor de schemering aanwezig om een goed plekje te bemachtigen. Op deze populaire stek kan het namelijk behoorlijk druk zijn, ook op een reguliere, doordeweekse dag als vandaag.”
VOORNS ZOEKEN
Al snel na de begroeting vliegt er een gevulde voerkorf plus onderlijn met drie maden op de haak door de lucht, waarna die op 35 meter afstand in het water plonst. “Tot nu toe heb ik een blankvoorntje gevangen, het begin is vrij rustig”, meldt de Limburger de tussenstand. Hij is aan de Zuidplas neergestreken vanwege de kans op blankvoorn – exemplaren van 20 centimeter tot giganten van rond de 40 centimeter die soms meer dan twee pond zwaar zijn – en brasem. “Op grote, diepe wateren zoals dit is het vaak essentieel om de witvis te vinden. Daarom kies ik voor het bevissen van stekken op twee verschillende afstanden en dieptes”, licht hij zijn strategie toe. “Op 35 meter afstand ligt mijn eerste voerplek. Daar is het ongeveer vijf meter diep. Mijn tweede voerplek bevindt zich op 50 meter, waar het zo’n anderhalve meter dieper is.”