Lusvissen op

barbeel

De snelstromende IJssel herbergt fraaie barbelen. Het is echter een hele uitdaging om deze vissen goed op het voer te krijgen en de onderlijn mooi in het voerspoor dat uit de korf komt te presenteren. Dennis Starink (35) steekt dan ook de nodige tijd in de voorbereiding, om zo de kans op succes te vergroten. In de buurt van Velp legt hij aan de oever van de IJssel zijn aanpak stap voor stap uit.

SNEL LIJN OPDRAAIEN
We zijn inmiddels al een tijdje aan het vissen en op de IJssel komt de scheepvaart goed op gang. Hierdoor kleurt het water troebel, wat de barbeelvisser wel kan waarderen. “Dan aast de vis vaak beter.” Hij is nog niet uitgesproken of de top van de rechterhengel staat ineens te klapperen. Dennis is alert, draait meteen wat slagen lijn op de molen en staat in no time met een kromme hengel. “Dit is een goeie vis”, klinkt het opgetogen (én opgelucht). Aangezien hij met een lus vist zijn de aanbeten minder hard in vergelijking met een snaarstrakke lijn. “Dat geeft je de tijd om snel eerst zo’n vijf tot zes meter lijn op te draaien voordat de vis er echt vandoor gaat. Dit zorgt er ook voor dat je je niet druk hoeft te maken over het feit dat de lijn geclipt zit – de kans op lijnbreuk hierdoor is verwaarloosbaar klein.” Dennis moet sowieso als een bezetene draaien aangezien de vis richting de kant snelt. Daar parkeert de barbeel zich in een obstakel. “Dit heb ik hier normaal nooit, maar nu het water zo hoog staat liggen er veel meer obstakels – waar je anders geen last van hebt – onder water.” Dennis geeft wat lijn in de hoop dat de vis weer gaat zwemmen, maar die verroert zich niet.

KRACHTPATSER & SISSER
Daarop loopt Dennis naar rechts en positioneert hij zich op de punt van de krib. Dit sorteert effect: de barbeel komt los en de dril gaat verder. De spanning is van zijn gezicht af te lezen. Met de hengel opzij en laag boven het water probeert hij de vis omhoog te krijgen, weg van obstakels. Dat lukt, maar in de eindfase van de dril slaat het noodlot toe. Net als de vis onder de kant komt, breekt de onderlijn vlak boven de haak. De teleurstelling druipt van Dennis zijn gezicht af. “Misschien was de onderlijn al beschadigd door het obstakel.” Het rubber gecoate pannet – daar kan de eerste pen van de rugvin niet in blijven hangen – gaat aan de kant en blijft daar de rest van deze sessie liggen. Een herkansing zit er helaas niet in. “Het was dit keer bikkelen zonder het gewenste resultaat, maar ik hoop in ieder geval voldoende handvatten te hebben gegeven om zelf succesvol met de lus aan de slag te gaan”, besluit Dennis.

‘Een gedegen voorbereiding is essentieel: verken de stek eerst goed en bouw het voerspoor zorgvuldig op’

Dennis met een fraaie IJsselbarbeel van een eerdere sessie.

>> STEKKENKAART Sportvisserij Oost-Nederland heeft een gids gemaakt waarin de 61 mooiste en best bereikbare visstekken staan beschreven waar je met de VISpas terecht kunt. Check sportvisserijoostnederland.nl voor meer informatie.

Een mooi vlak stuk bodem met grind vormt de ideale stek voor deze visserij.

Na een tijdje verruilt Dennis de normale voerkorf voor een madenkorf. Daarin stopt hij klonten geplakte maden die een voerspoor creëren.

Een rijk gedekte tafel is essentieel voor het vangen van barbeel. Zo neemt Dennis voor een hele dag vissen minimaal vier liter maden mee, voor een halve dag volstaat twee tot drie liter.

 “Zie je die neringen?”, wijst Dennis naar de stroomnaad. “Daar vis ik zo’n 15 meter overheen. Op de plek waar je wat witte belletjes ziet. Daar zit het meeste zuurstof in het water en zwemmen de meeste barbelen.” De kunst is om de korf daar te krijgen én te houden. “Als de korf blijft rollen is de kans groot dat je vast komt te zitten. De rivierbodem is hier bezaaid met stenen.” Dennis kent de IJssel goed vanwege zijn ruime ervaring in de meervalvisserij. Vele dagen op het water met een dieptemeter maken dat het bodemverloop op een groot deel van de IJssel in zijn hoofd geprent zit. Die voorkennis komt bij het barbeelvissen op de IJssel goed van pas.

GRINDHAPPEN
Iets voorbij de helft van het kribvak zet hij zijn spullen neer. Vanwege de korte kribben en krachtige stroming verwacht hij in het rustigere deel van het kribvak grind op de bodem. “Barbeel houdt ervan om daarin naar voedsel te spitten. Vind je grind? Dan is de barbeel nooit ver weg.” Bij de eerste worp – op 45 meter afstand, in 4,5 meter water – met een rollend werpgewicht loopt hij direct vast tussen grote stenen. Snel draait Dennis de lijn binnen, om vervolgens wat naar rechts te schuiven voor de tweede worp. Lichte trillingen van de hengeltop doen vermoeden dat daar grind ligt. Om dit bevestigd te krijgen, monteert hij een korf met een gesloten bovenkant ondersteboven in de speld. “Nu heb ik een soort grindhapper”, legt hij uit. De Velpenaar gooit de korf opnieuw op de stek, trekt hem een stukje over de bodem, om vervolgens snel binnen te draaien. De korf zit vol met grind. “Stap één is klaar”, klinkt het tevreden als hij de lijn op 45 meter afstand in de clip zet.

LANGE LUS
Vervolgens is het zoeken naar de juiste korf. “Zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. In deze sterke stroming zijn lichte korven kansloos, dus zit je al snel op 120 tot 150 gram”, schat hij in. Ondanks het forse gewicht gaat zelfs deze korf aan de wandel als je met een strakke lijn vist. “Dat komt door de lijndruk. Dit probleem kun je tackelen door met een lus te vissen.” Daarbij gooit Dennis de korf schuin stroomopwaarts in en houdt hij de hengel evenwijdig aan de oever totdat hij een tik op de hengel voelt (zodat-ie weet dat de korf de bodem heeft bereikt). Dan legt hij de hengel vlug op de steun zonder de lijn strak te draaien. “Dit voelt erg onnatuurlijk, maar de stroming drukt de slappe lijn tegen de bodem en zet de boel op spanning. Zo trekt de stroming niet direct aan de korf en blijft die veel beter op zijn plek liggen.”

ANKER EN EXTRA LIJN
Toch gaat de korf gezien het schokken van de hengeltop aan de wandel. “Nu kan ik drie dingen doen: de lus verlengen, een zwaardere korf pakken of een exemplaar met ankers nemen”, somt Dennis zijn opties op. “Aangezien dit de rechterhengel wordt die stroomopwaarts komt te liggen, kies ik voor ankers zodat de korf zeker niet door de lijn van mijn linkerhengel rolt.” De rechterhengel dient ook als ‘voerhengel’. “Daarmee ga ik voor het leeuwendeel het voerspoor opbouwen dat de barbeel naar de stek moet lokken.” Voorzien van ankers komt de korf nu wel goed tot stilstand. Bij de linkerhengel haalt Dennis de lijn uit de clip om een aantal meter extra van de spoel te trekken om die vervolgens weer te clippen. Bij de volgende worp houdt hij de hengel meer naar achteren – in plaats van opzij – zodat de lus langer wordt maar je nog wel op dezelfde afstand vist. “Zo blijft de korf links ook beter op de stek liggen.”

MATERIAAL

Hengel: barbeelhengels van 3.60 tot 3.9 meter van 1,75 tot 2,5 lbs. 
Molen: 5000 formaat
Hoofdlijn: 35/00 nylon 
Onderlijn: 1,5 meter 30/00 nylon
Montage: schuivend systeem (running rig)
Voerkorven: gesloten madenkorven en voerkorven die aan de bovenkant dicht zijn van 120 tot 150 gram, eventueel met ankers
Haak: KKH maat 10 van Preston Innovations

ACTIEF BLIJVEN
Nu blijft het echter lange tijd stil. Pas na anderhalf uur krijgt hij eindelijk een paar voorzichtige aanbeten. Bij inspectie van het aas blijkt dat de maden zijn platgedrukt. “Kleine witvis”, gokt Dennis. Het valt op dat ondanks de grote lus zelfs niet heel erg overtuigende aanbeten goed doorkomen op de hengeltop. “De lus is gespannen, dus je hoeft niet bang te zijn dat je iets mist. Wacht maar tot je een aanbeet van een barbeel ziet”, zegt Dennis enthousiast. Die zit geen seconde stil aangezien hij erg actief vist – ‘een stoel is bij deze visserij overbodig’. Om de twee tot vijf minuten gooit hij opnieuw in om het voerspoor op de stek te onderhouden. In de regel vangt hij eerst witvis zoals voorn, kolblei en winde voordat de barbelen op de stek arriveren. De witvis laat het nu echter afweten, zodat Dennis naar links opschuift om te kijken of er verder in het voerspoor wel vis zwemt. “Mogelijk vangen de barbelen daar het aas op, maar zwemmen ze niet door.” Toch mag ook dit niet baten en ietwat teleurgesteld besluit hij te verkassen.

MADENKORF EN -LIJM
Stek twee is een buitenbocht van de rivier waar het nog wat harder stroomt, iets dieper is en wat meer obstakels liggen. Hier herhaalt hij de stappen van de voorbereiding in een razend tempo, zodat-ie vrij vlot weer zit te vissen. Na een paar grondels te hebben gevangen komen de kolbleien op de stek. Eerst kleinere exemplaren, maar naarmate hij meer voer en aas brengt ook knappe vissen van rond de 40 centimeter. Die vangt hij op maden en aan enkele op de hair gelijmde maïskorrels. Inmiddels is Dennis van een normale voerkorf overgestapt naar een gesloten madenkorf en laat hij het lokvoer achterwege. Met behulp van madenlijm plakt hij de maden aan elkaar tot flinke klonten. Die komen geleidelijk uit de korf en creëren een mooi voerspoor. Dan vallen de aanbeten ineens weg. “Dit is meestal het moment dat er barbeel op de stek arriveert”, zegt Dennis terwijl hij gespannen naar zijn toppen kijkt.

RIJK GEDEKTE TAFEL
Nu de korven blijven liggen prepareert Dennis een rijk gedekte aastafel. Daarop staat een emmer met vijf liter maden die een nacht in verse knoflook hebben gelegen, een zak met een liter casters, een blik maïs, een pot hennep en wat lokvoer – het lijkt wel een kookprogramma. “Dit is vrij fors, maar je kunt de casters achterwege laten om kosten te besparen. Het lokvoer hoeft ook niet duur te zijn aangezien dat puur een transportmiddel is voor het aas.” Inmiddels is er al ruim een uur verstreken, maar ligt er nog geen beaasde hengel in. “Dit keer doe ik het extra langzaam zodat de lezer mijn aanpak stap voor stap kan volgen. Maar sowieso is haastige spoed zelden goed: een gedegen voorbereiding betaalt zich later op de dag meestal uit. Al voelt het soms wellicht wat vreemd om zo lang aan de waterkant bezig te zijn zonder daadwerkelijk te vissen”, stelt Dennis ons gerust. 

ZONDER ONDERLIJN 
Dan start het volgende onderdeel van de voorbereiding: het voeren. Met een flinke zwiep werpt hij de voerkorf in op de stek, om die daar vervolgens heel even te laten liggen en hem daarna met enkele stevige rukken leeg te trekken. Daarbij valt het op dat er nog geen onderlijn is bevestigd. “Een eventuele vroege barbeel wil ik nog niet vangen”, verklaart Dennis de aanpak. “Zo’n vis fungeert namelijk als een soort verkenner. Zou je die vangen, dan schrikt de rest van de school die in de buurt aanwezig is en vang je uiteindelijk minder barbeel.” In plaats daarvan geeft hij de vis liever wat meer tijd zodat die met vertrouwen gaat azen. “Dan worden ze gretiger en gaan uiteindelijk meer vissen van het voer eten. Die zijn dan ook beter vangbaar. Pas na een half uurtje korven met voer brengen bevestig ik een onderlijn. Meestal komen de eerste beten toch pas na ongeveer een uur”, schetst Dennis het verloop van een sessie.

Lusvissen op

barbeel

De snelstromende IJssel herbergt fraaie barbelen. Het is echter een hele uitdaging om deze vissen goed op het voer te krijgen en de onderlijn mooi in het voerspoor dat uit de korf komt te presenteren. Dennis Starink (35) steekt dan ook de nodige tijd in de voorbereiding, om zo de kans op succes te vergroten. In de buurt van Velp legt hij aan de oever van de IJssel zijn aanpak stap voor stap uit.

SNEL LIJN OPDRAAIEN
We zijn inmiddels al een tijdje aan het vissen en op de IJssel komt de scheepvaart goed op gang. Hierdoor kleurt het water troebel, wat de barbeelvisser wel kan waarderen. “Dan aast de vis vaak beter.” Hij is nog niet uitgesproken of de top van de rechterhengel staat ineens te klapperen. Dennis is alert, draait meteen wat slagen lijn op de molen en staat in no time met een kromme hengel. “Dit is een goeie vis”, klinkt het opgetogen (én opgelucht). Aangezien hij met een lus vist zijn de aanbeten minder hard in vergelijking met een snaarstrakke lijn. “Dat geeft je de tijd om snel eerst zo’n vijf tot zes meter lijn op te draaien voordat de vis er echt vandoor gaat. Dit zorgt er ook voor dat je je niet druk hoeft te maken over het feit dat de lijn geclipt zit – de kans op lijnbreuk hierdoor is verwaarloosbaar klein.” Dennis moet sowieso als een bezetene draaien aangezien de vis richting de kant snelt. Daar parkeert de barbeel zich in een obstakel. “Dit heb ik hier normaal nooit, maar nu het water zo hoog staat liggen er veel meer obstakels – waar je anders geen last van hebt – onder water.” Dennis geeft wat lijn in de hoop dat de vis weer gaat zwemmen, maar die verroert zich niet.

KRACHTPATSER & SISSER
Daarop loopt Dennis naar rechts en positioneert hij zich op de punt van de krib. Dit sorteert effect: de barbeel komt los en de dril gaat verder. De spanning is van zijn gezicht af te lezen. Met de hengel opzij en laag boven het water probeert hij de vis omhoog te krijgen, weg van obstakels. Dat lukt, maar in de eindfase van de dril slaat het noodlot toe. Net als de vis onder de kant komt, breekt de onderlijn vlak boven de haak. De teleurstelling druipt van Dennis zijn gezicht af. “Misschien was de onderlijn al beschadigd door het obstakel.” Het rubber gecoate pannet – daar kan de eerste pen van de rugvin niet in blijven hangen – gaat aan de kant en blijft daar de rest van deze sessie liggen. Een herkansing zit er helaas niet in. “Het was dit keer bikkelen zonder het gewenste resultaat, maar ik hoop in ieder geval voldoende handvatten te hebben gegeven om zelf succesvol met de lus aan de slag te gaan”, besluit Dennis.

‘Een gedegen voorbereiding is essentieel: verken de stek eerst goed en bouw het voerspoor zorgvuldig op’

>> STEKKENKAART Sportvisserij Oost-Nederland heeft een gids gemaakt waarin de 61 mooiste en best bereikbare visstekken staan beschreven waar je met de VISpas terecht kunt. Check sportvisserijoostnederland.nl voor meer informatie.

Na een tijdje verruilt Dennis de normale voerkorf voor een madenkorf. Daarin stopt hij klonten geplakte maden die een voerspoor creëren.

Dennis met een fraaie IJsselbarbeel van een eerdere sessie.

ACTIEF BLIJVEN
Nu blijft het echter lange tijd stil. Pas na anderhalf uur krijgt hij eindelijk een paar voorzichtige aanbeten. Bij inspectie van het aas blijkt dat de maden zijn platgedrukt. “Kleine witvis”, gokt Dennis. Het valt op dat ondanks de grote lus zelfs niet heel erg overtuigende aanbeten goed doorkomen op de hengeltop. “De lus is gespannen, dus je hoeft niet bang te zijn dat je iets mist. Wacht maar tot je een aanbeet van een barbeel ziet”, zegt Dennis enthousiast. Die zit geen seconde stil aangezien hij erg actief vist – ‘een stoel is bij deze visserij overbodig’. Om de twee tot vijf minuten gooit hij opnieuw in om het voerspoor op de stek te onderhouden. In de regel vangt hij eerst witvis zoals voorn, kolblei en winde voordat de barbelen op de stek arriveren. De witvis laat het nu echter afweten, zodat Dennis naar links opschuift om te kijken of er verder in het voerspoor wel vis zwemt. “Mogelijk vangen de barbelen daar het aas op, maar zwemmen ze niet door.” Toch mag ook dit niet baten en ietwat teleurgesteld besluit hij te verkassen.

MADENKORF EN -LIJM
Stek twee is een buitenbocht van de rivier waar het nog wat harder stroomt, iets dieper is en wat meer obstakels liggen. Hier herhaalt hij de stappen van de voorbereiding in een razend tempo, zodat-ie vrij vlot weer zit te vissen. Na een paar grondels te hebben gevangen komen de kolbleien op de stek. Eerst kleinere exemplaren, maar naarmate hij meer voer en aas brengt ook knappe vissen van rond de 40 centimeter. Die vangt hij op maden en aan enkele op de hair gelijmde maïskorrels. Inmiddels is Dennis van een normale voerkorf overgestapt naar een gesloten madenkorf en laat hij het lokvoer achterwege. Met behulp van madenlijm plakt hij de maden aan elkaar tot flinke klonten. Die komen geleidelijk uit de korf en creëren een mooi voerspoor. Dan vallen de aanbeten ineens weg. “Dit is meestal het moment dat er barbeel op de stek arriveert”, zegt Dennis terwijl hij gespannen naar zijn toppen kijkt.

Een mooi vlak stuk bodem met grind vormt de ideale stek voor deze visserij.

RIJK GEDEKTE TAFEL
Nu de korven blijven liggen prepareert Dennis een rijk gedekte aastafel. Daarop staat een emmer met vijf liter maden die een nacht in verse knoflook hebben gelegen, een zak met een liter casters, een blik maïs, een pot hennep en wat lokvoer – het lijkt wel een kookprogramma. “Dit is vrij fors, maar je kunt de casters achterwege laten om kosten te besparen. Het lokvoer hoeft ook niet duur te zijn aangezien dat puur een transportmiddel is voor het aas.” Inmiddels is er al ruim een uur verstreken, maar ligt er nog geen beaasde hengel in. “Dit keer doe ik het extra langzaam zodat de lezer mijn aanpak stap voor stap kan volgen. Maar sowieso is haastige spoed zelden goed: een gedegen voorbereiding betaalt zich later op de dag meestal uit. Al voelt het soms wellicht wat vreemd om zo lang aan de waterkant bezig te zijn zonder daadwerkelijk te vissen”, stelt Dennis ons gerust. 

ZONDER ONDERLIJN 
Dan start het volgende onderdeel van de voorbereiding: het voeren. Met een flinke zwiep werpt hij de voerkorf in op de stek, om die daar vervolgens heel even te laten liggen en hem daarna met enkele stevige rukken leeg te trekken. Daarbij valt het op dat er nog geen onderlijn is bevestigd. “Een eventuele vroege barbeel wil ik nog niet vangen”, verklaart Dennis de aanpak. “Zo’n vis fungeert namelijk als een soort verkenner. Zou je die vangen, dan schrikt de rest van de school die in de buurt aanwezig is en vang je uiteindelijk minder barbeel.” In plaats daarvan geeft hij de vis liever wat meer tijd zodat die met vertrouwen gaat azen. “Dan worden ze gretiger en gaan uiteindelijk meer vissen van het voer eten. Die zijn dan ook beter vangbaar. Pas na een half uurtje korven met voer brengen bevestig ik een onderlijn. Meestal komen de eerste beten toch pas na ongeveer een uur”, schetst Dennis het verloop van een sessie.

MATERIAAL

Hengel: barbeelhengels van 3.60 tot 3.9 meter van 1,75 tot 2,5 lbs. 
Molen: 5000 formaat
Hoofdlijn: 35/00 nylon 
Onderlijn: 1,5 meter 30/00 nylon
Montage: schuivend systeem (running rig)
Voerkorven: gesloten madenkorven en voerkorven die aan de bovenkant dicht zijn van 120 tot 150 gram, eventueel met ankers
Haak: KKH maat 10 van Preston Innovations

Een rijk gedekte tafel is essentieel voor het vangen van barbeel. Zo neemt Dennis voor een hele dag vissen minimaal vier liter maden mee, voor een halve dag volstaat twee tot drie liter.

 “Zie je die neringen?”, wijst Dennis naar de stroomnaad. “Daar vis ik zo’n 15 meter overheen. Op de plek waar je wat witte belletjes ziet. Daar zit het meeste zuurstof in het water en zwemmen de meeste barbelen.” De kunst is om de korf daar te krijgen én te houden. “Als de korf blijft rollen is de kans groot dat je vast komt te zitten. De rivierbodem is hier bezaaid met stenen.” Dennis kent de IJssel goed vanwege zijn ruime ervaring in de meervalvisserij. Vele dagen op het water met een dieptemeter maken dat het bodemverloop op een groot deel van de IJssel in zijn hoofd geprent zit. Die voorkennis komt bij het barbeelvissen op de IJssel goed van pas.

GRINDHAPPEN
Iets voorbij de helft van het kribvak zet hij zijn spullen neer. Vanwege de korte kribben en krachtige stroming verwacht hij in het rustigere deel van het kribvak grind op de bodem. “Barbeel houdt ervan om daarin naar voedsel te spitten. Vind je grind? Dan is de barbeel nooit ver weg.” Bij de eerste worp – op 45 meter afstand, in 4,5 meter water – met een rollend werpgewicht loopt hij direct vast tussen grote stenen. Snel draait Dennis de lijn binnen, om vervolgens wat naar rechts te schuiven voor de tweede worp. Lichte trillingen van de hengeltop doen vermoeden dat daar grind ligt. Om dit bevestigd te krijgen, monteert hij een korf met een gesloten bovenkant ondersteboven in de speld. “Nu heb ik een soort grindhapper”, legt hij uit. De Velpenaar gooit de korf opnieuw op de stek, trekt hem een stukje over de bodem, om vervolgens snel binnen te draaien. De korf zit vol met grind. “Stap één is klaar”, klinkt het tevreden als hij de lijn op 45 meter afstand in de clip zet.

LANGE LUS
Vervolgens is het zoeken naar de juiste korf. “Zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. In deze sterke stroming zijn lichte korven kansloos, dus zit je al snel op 120 tot 150 gram”, schat hij in. Ondanks het forse gewicht gaat zelfs deze korf aan de wandel als je met een strakke lijn vist. “Dat komt door de lijndruk. Dit probleem kun je tackelen door met een lus te vissen.” Daarbij gooit Dennis de korf schuin stroomopwaarts in en houdt hij de hengel evenwijdig aan de oever totdat hij een tik op de hengel voelt (zodat-ie weet dat de korf de bodem heeft bereikt). Dan legt hij de hengel vlug op de steun zonder de lijn strak te draaien. “Dit voelt erg onnatuurlijk, maar de stroming drukt de slappe lijn tegen de bodem en zet de boel op spanning. Zo trekt de stroming niet direct aan de korf en blijft die veel beter op zijn plek liggen.”

ANKER EN EXTRA LIJN
Toch gaat de korf gezien het schokken van de hengeltop aan de wandel. “Nu kan ik drie dingen doen: de lus verlengen, een zwaardere korf pakken of een exemplaar met ankers nemen”, somt Dennis zijn opties op. “Aangezien dit de rechterhengel wordt die stroomopwaarts komt te liggen, kies ik voor ankers zodat de korf zeker niet door de lijn van mijn linkerhengel rolt.” De rechterhengel dient ook als ‘voerhengel’. “Daarmee ga ik voor het leeuwendeel het voerspoor opbouwen dat de barbeel naar de stek moet lokken.” Voorzien van ankers komt de korf nu wel goed tot stilstand. Bij de linkerhengel haalt Dennis de lijn uit de clip om een aantal meter extra van de spoel te trekken om die vervolgens weer te clippen. Bij de volgende worp houdt hij de hengel meer naar achteren – in plaats van opzij – zodat de lus langer wordt maar je nog wel op dezelfde afstand vist. “Zo blijft de korf links ook beter op de stek liggen.”

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm