tussen de meren
De Belterwijde behoort samen met Beulakerwijde tot de grootste en bekendste veenmeren van Nationaal Park Weerribben-Wieden. Witvisser Edwin Loohuis (51) is hier al bijna vier decennia kind aan huis en weet dan ook als geen ander hoe je er met de feederhengel brasem kunt vangen.
Edwins
feederlokvoer steekt qua kleur af tegen
de bodem en lokt daardoor met name grotere
vis aan
Toch valt het hier op vijftig meter afstand volgens hem nog mee met de plantengroei. “De vaargeul loopt parallel aan deze oever. Daardoor is het snel vier meter diep en de plantengroei minder uitbundig dan elders op de Belterwijde (waar gemiddeld anderhalve meter water staat). Bedenk wel dat plantenresten door de wind en de onderstroom over de bodem kunnen worden verplaatst. De situatie op een stek kan dus iedere dag anders zijn.” Daarom adviseert hij om altijd proefworpen te doen. Zelfs als je hier – zoals Edwin al sinds zijn dertiende doet – regelmatig vist.
RAAK GEGOOID
Een paar meter verderop blijkt de bodem inderdaad schoner te zijn, zodat Edwin daar middels vier met voer en wormen gevulde korven een voerplekje creëert. “De brasem hier is behoorlijk onvoorspelbaar en de optimale afstand kan dus dagelijks verschillen. Pas op de Belterwijde daarom een tactiek toe met twee voerplekken op verschillende afstanden”, adviseert Edwin. Naast de stek op 52 meter legt hij dan ook een voerplek op 35 meter aan om daar zijn sessie te beginnen. De gouden regel dat je eerst blankvoorn en enkele uren later brasem vangt kan al na vijf minuten overboord. Na een rustige, vloeiende aanbeet staat hij met een kromme feederhengel in de hand. “Blijkbaar heb ik de worm recht voor de bek van een brasem geworpen, want dit logge beuken is zeker niet het werk van een voorn”, lacht hij. De ‘platte’ van ongeveer drie pond is voor dit water een klein exemplaar, verzekert Edwin. “De gemiddelde brasem weegt tussen de 1,8 en 2,4 kilo. Maar er worden ook exemplaren gevangen van meer dan zestig centimeter tot bijna vier kilo zwaar. Die uitschieters naar boven vang je doorgaans in het najaar”, tipt hij.
PROFETISCHE WOORDEN
Edwin rijgt een worm op de haak, vult de voerkorf en werpt de montage opnieuw op 35 meter afstand in. Kort na de plons begint de top van de feederhengel al te bewegen. De nerveuze schokjes wijzen op de aanwezigheid van blankvoorn. Dit type aanbeet is duidelijk anders dan die van een brasem. Edwin’s vermoeden wordt bevestigd wanneer hij een donkerzilveren voorn boven water tilt. “Deze rakkers lopen er ook tussendoor, hoewel mijn aanpak – met een dikke worm aan de haak en opvallend geel lokvoer – op brasem is gericht. Vanwege de lichte kleur van het voer zal kleine vis terughoudend zijn om op de stek te gaan azen. Helder water in combinatie met een lichtgekleurde bodem maakt dat witvis extra in de gaten loopt bij de roofvis. En er zit hier veel snoek.” Het blijken profetische woorden, want een half uur later achtervolgt een groenjas een door Edwin gehaakte voorn.
Met de wind in de rug vliegt de plastic speedkorf moeiteloos vijftig meter het wijd op om vervolgens met een bescheiden plons in het donkerheldere veenwater van de Belterwijde te landen. “Hier aan de oostelijke kant van de N334 zit je bij een stevige westenwind toch heerlijk beschut”, stipt Edwin Loohuis het eerste voordeel van deze stek aan. Die staat onder ingewijden bekend als ‘tussen de meren’. Deze naam is vanuit vogelperspectief gezien prima te verklaren: de Blauwehandseweg is door de Belterwijde aangelegd zodat we ons tussen de twee meren van dit water bevinden. Deze stek in de kop van Overijssel heeft daardoor een unieke sfeer.
BODEMONDERZOEK
Nadat de voerkorf op de bodem is beland, sleept Edwin deze terug om onderzoek te doen. De korf komt deels met planten bedekt weer boven water. “Dit wil je eigenlijk vermijden, want op een schone bodem werkt het feedersysteem optimaal. Maar dit is inherent aan het vissen op een veenplas. En zelfs op een stek met planten, of resten daarvan, kun je nog vis vangen”, zegt de Rijssenaar terwijl hij de voerkorf schoonmaakt.
STEKINFORMATIE
De Belterwijde ligt in het zuidelijke deel van Nationaal Park Weerribben-Wieden, ongeveer vijf kilometer ten westen van Meppel. Ondanks de forse omvang (500 hectare) zijn de kantvismogelijkheden op dit water beperkt. Langs de Blauwehandseweg (N334) kun je prima een mooie stek vinden en heb je een prachtig uitzicht op het natuurgebied. Zet je auto op één van de parkeerplaatsen of goed in berm, want het verkeer op de provinciale weg komt in de regel behoorlijk hard voorbij gereden.
‘In de vaargeul is het dieper
en de plantengroei minder uitbundig
dan elders op de Belterwijde’
SOCIAAL CONTACT
Sportvissen is voor Edwin meer dan een hobby. Dat vindt zijn oorsprong in het feit dat hij volledig arbeidsongeschikt is verklaard. “Op mijn zestiende ben ik in de bouw gaan werken. Dat was fysiek zwaar werk en veroorzaakte uiteindelijk problemen aan mijn armen. Een deel van mijn zenuwstelsel bleek dusdanig beschadigd te zijn dat ik niet meer kon werken.” Na zestien operaties leeft hij met een neurostimulator. Dit apparaatje geeft lichte elektrische pulsjes af om pijnsignalen tussen het ruggenmerg en de hersenen te onderbreken. “Op het moment dat je werk wegvalt, vallen de sociale contacten in die kring ook goeddeels weg. Sportvissen is voor mij een manier om te ontspannen en om in contact te blijven met mensen. Het is zowel een hobby als een afleiding die me nieuwe sociale contacten oplevert. Zo zet ik me onder meer in voor de jeugd bij de hengelsportvereniging Ons Vermaak in Rijssen.”
MATERIAAL
Hengel: medium tot heavy feederhengel
van 3.6 tot 3.9 meter
Molen: 4000 tot 5000 formaat
Lijn: 8/00 of 10/00 gevlochten hoofdlijn, 25/00 nylon voorslag van tien meter lengte
Montage: zelfhakend systeem met voerkorf schuivend in een lus
Voerkorven: plastic speedkorven van 40 of 50 gram
Onderlijn natuurlijk aas: 14/00 nylon van
80 cm lengte met een maat 14 haak
Onderlijn wafter: 19/00 nylon van 38 cm met
een maat 12 haak en bait band aasmontage
Voer en aas: geel feedervoer, wormen,maden,
roze wafters
Op de
Belterwijde is de gemiddelde brasem zo'n 1,8 tot 2,4 kilo zwaar, maar er zwemmen ook vissen tot 4 kilo
rond
Tot diens verbazing besluit de roofvis om vlak onder de kant niet de vis maar de voerkorf te grijpen. Enkele seconden later ziet de snoek zijn vergissing in en laat deze de korf weer los. De gelukkige voorn ontspringt de dans – voorlopig tenminste – en wordt door Edwin vlot onthaakt en weer teruggezet.
ROZE BALLETJE
Ondanks dat Edwin vrijwel steevast begint te vissen met natuurlijk aas op de haak, tipt hij ook om buiten de gebaande paden te durven gaan. “Mochten de voorns talrijk aanwezig zijn op je stek, dan kun je met ander aas selectiever op brasem mikken” adviseert de feedercrack terwijl hij een potje met daarin zijn favoriete roze wafters tevoorschijn haalt. “Een 8 of 10 mm wafter is vaak ‘voornproof’ omdat ze die minder snel pakken dan wormen. Bovendien zakt een wafter – die onder water nagenoeg gewichtsloos is – langzaam richting de bodem en daar niet in weg. Op een zachte veenbodem is dat bijzonder praktisch.” Op de Belterwijde is een kunststof voerkorf volgens Edwin ook handig. “Redelijk droog lokvoer blijft hierin goed plakken, in tegenstelling tot wanneer je een metalen gaaskorf gebruikt. Bovendien komt een plastic korf bij het binnenhalen eerder naar boven, waardoor je minder vuil van de bodem oppikt. Tenslotte heeft dit speedkorf model (met een zinkgewicht dat tijdens de vlucht als een kogel naar voren schiet) als voordeel dat je in dit open en windgevoelige decor makkelijker, verder en nauwkeuriger werpt in vergelijking met andere modellen voerkorven.”
KORT VERSUS LANG
Dat de voorn momenteel de vangst domineert is voor Edwin geen grote verrassing. Hij heeft een lange geschiedenis met deze stek. “Tijdens schoolvakanties werd ik hier als jonge tiener door mijn vader afgezet om te gaan vissen. In de loop der jaren is het aanzienlijk drukker geworden. Vanwege de voorspelde buien zijn andere waterrecreanten nu afwezig, maar bij mooi weer kan het feedervissen vanaf deze oever een crime zijn. Begin dan vroeg en stop op tijd, is mijn advies.” In zijn eerste jaren aan de Belterwijde viste hij met de vaste hengel, om later te switchen naar de winkle picker en daarna de overstap te maken naar de feederhengel. “Met die laatste vis ik tegenwoordig eigenlijk altijd. Maar wie dat wil, kan hier met de vaste stok nog steeds gigantisch veel voorn vangen. Onlangs zat er iemand naast mij die in zes uur tijd 253 blankvoorns ving. Voor brasem moet je het vaak wat verder weg zoeken. Twintig meter uit de kant is wel de minimale afstand, maar vaak is vijftig meter de beste afstand. Terwijl het vandaag juist de 35 meterlijn is die brasem oplevert”, adviseert de witvisexpert. Ondertussen staat de teller op vier exemplaren Abramis brama.
VOORJAARSPIEK
Waar de straffe westenwind vrij forse golven creëert die achter ons tegen de andere zijde van de dijk klotsen, zitten we aan deze kant lekker beschut. “Toch zijn er momenten waarop de keuze voor de andere kant fantastisch kan uitpakken”, zegt Edwin. “Na de paaiperiode – zo vanaf eind mei – is de brasem soms kort, maar wel massaal op de ondieptes te vinden. Die bevinden zich onder meer aan de westkant van de dijk, waar maximaal 1,5 meter water staat. Daar heb ik een van mijn meest memorabele visdagen ooit beleefd. Na 54 brasems besloot ik mijn sessie voortijdig te stoppen; ik had simpelweg genoeg vis gevangen”, blikt hij met een grote glimlach terug. Vandaag moet Edwin het doen met vijf brasems en flink wat blankvoorns. “Dat is voor hier ietwat teleurstellend, maar trekt wat later in het voorjaar nog wel bij. Dan verzamelt de brasem zich hier in groten getale en worden de vangsten vanzelf beter”, concludeert hij positief.
Ook blankvoorn is dol op wormen.
‘Later in het
voorjaar verzamelt de brasem zich in groten getale op het ondiepe en zijn hele mooie vangsten mogelijk’
Door te kiezen voor een wafter op een hair vis je selectiever op grote brasem.
tussen de meren
De Belterwijde behoort samen met Beulakerwijde tot de grootste en bekendste veenmeren van Nationaal Park Weerribben-Wieden. Witvisser Edwin Loohuis (51) is hier al bijna vier decennia kind aan huis en weet dan ook als geen ander hoe je er met de feederhengel brasem kunt vangen.
Op de
Belterwijde is de gemiddelde brasem zo'n 1,8 tot 2,4 kilo zwaar, maar er zwemmen ook vissen tot 4 kilo
rond
MATERIAAL
Hengel: medium tot heavy feederhengel
van 3.6 tot 3.9 meter
Molen: 4000 tot 5000 formaat
Lijn: 8/00 of 10/00 gevlochten hoofdlijn, 25/00 nylon voorslag van tien meter lengte
Montage: zelfhakend systeem met voerkorf schuivend in een lus
Voerkorven: plastic speedkorven van 40 of 50 gram
Onderlijn natuurlijk aas: 14/00 nylon van
80 cm lengte met een maat 14 haak
Onderlijn wafter: 19/00 nylon van 38 cm met een maat 12 haak en bait band aasmontage
Voer en aas: geel feedervoer, wormen,maden, roze wafters
SOCIAAL CONTACT
Sportvissen is voor Edwin meer dan een hobby. Dat vindt zijn oorsprong in het feit dat hij volledig arbeidsongeschikt is verklaard. “Op mijn zestiende ben ik in de bouw gaan werken. Dat was fysiek zwaar werk en veroorzaakte uiteindelijk problemen aan mijn armen. Een deel van mijn zenuwstelsel bleek dusdanig beschadigd te zijn dat ik niet meer kon werken.” Na zestien operaties leeft hij met een neurostimulator. Dit apparaatje geeft lichte elektrische pulsjes af om pijnsignalen tussen het ruggenmerg en de hersenen te onderbreken. “Op het moment dat je werk wegvalt, vallen de sociale contacten in die kring ook goeddeels weg. Sportvissen is voor mij een manier om te ontspannen en om in contact te blijven met mensen. Het is zowel een hobby als een afleiding die me nieuwe sociale contacten oplevert. Zo zet ik me onder meer in voor de jeugd bij de hengelsportvereniging Ons Vermaak in Rijssen.”
Edwins
feederlokvoer steekt qua kleur af tegen
de bodem en lokt daardoor met name grotere
vis aan
‘in winterse omstandigheden is het de kunst om snel te beoordelen of kleine tikjes op de top afkomstig zijn van vis of stroming’
Tot diens verbazing besluit de roofvis om vlak onder de kant niet de vis maar de voerkorf te grijpen. Enkele seconden later ziet de snoek zijn vergissing in en laat deze de korf weer los. De gelukkige voorn ontspringt de dans – voorlopig tenminste – en wordt door Edwin vlot onthaakt en weer teruggezet.
ROZE BALLETJE
Ondanks dat Edwin vrijwel steevast begint te vissen met natuurlijk aas op de haak, tipt hij ook om buiten de gebaande paden te durven gaan. “Mochten de voorns talrijk aanwezig zijn op je stek, dan kun je met ander aas selectiever op brasem mikken” adviseert de feedercrack terwijl hij een potje met daarin zijn favoriete roze wafters tevoorschijn haalt. “Een 8 of 10 mm wafter is vaak ‘voornproof’ omdat ze die minder snel pakken dan wormen. Bovendien zakt een wafter – die onder water nagenoeg gewichtsloos is – langzaam richting de bodem en daar niet in weg. Op een zachte veenbodem is dat bijzonder praktisch.” Op de Belterwijde is een kunststof voerkorf volgens Edwin ook handig. “Redelijk droog lokvoer blijft hierin goed plakken, in tegenstelling tot wanneer je een metalen gaaskorf gebruikt. Bovendien komt een plastic korf bij het binnenhalen eerder naar boven, waardoor je minder vuil van de bodem oppikt. Tenslotte heeft dit speedkorf model (met een zinkgewicht dat tijdens de vlucht als een kogel naar voren schiet) als voordeel dat je in dit open en windgevoelige decor makkelijker, verder en nauwkeuriger werpt in vergelijking met andere modellen voerkorven.”
KORT VERSUS LANG
Dat de voorn momenteel de vangst domineert is voor Edwin geen grote verrassing. Hij heeft een lange geschiedenis met deze stek. “Tijdens schoolvakanties werd ik hier als jonge tiener door mijn vader afgezet om te gaan vissen. In de loop der jaren is het aanzienlijk drukker geworden. Vanwege de voorspelde buien zijn andere waterrecreanten nu afwezig, maar bij mooi weer kan het feedervissen vanaf deze oever een crime zijn. Begin dan vroeg en stop op tijd, is mijn advies.” In zijn eerste jaren aan de Belterwijde viste hij met de vaste hengel, om later te switchen naar de winkle picker en daarna de overstap te maken naar de feederhengel. “Met die laatste vis ik tegenwoordig eigenlijk altijd. Maar wie dat wil, kan hier met de vaste stok nog steeds gigantisch veel voorn vangen. Onlangs zat er iemand naast mij die in zes uur tijd 253 blankvoorns ving. Voor brasem moet je het vaak wat verder weg zoeken. Twintig meter uit de kant is wel de minimale afstand, maar vaak is vijftig meter de beste afstand. Terwijl het vandaag juist de 35 meterlijn is die brasem oplevert”, adviseert de witvisexpert. Ondertussen staat de teller op vier exemplaren Abramis brama.
VOORJAARSPIEK
Waar de straffe westenwind vrij forse golven creëert die achter ons tegen de andere zijde van de dijk klotsen, zitten we aan deze kant lekker beschut. “Toch zijn er momenten waarop de keuze voor de andere kant fantastisch kan uitpakken”, zegt Edwin. “Na de paaiperiode – zo vanaf eind mei – is de brasem soms kort, maar wel massaal op de ondieptes te vinden. Die bevinden zich onder meer aan de westkant van de dijk, waar maximaal 1,5 meter water staat. Daar heb ik een van mijn meest memorabele visdagen ooit beleefd. Na 54 brasems besloot ik mijn sessie voortijdig te stoppen; ik had simpelweg genoeg vis gevangen”, blikt hij met een grote glimlach terug. Vandaag moet Edwin het doen met vijf brasems en flink wat blankvoorns. “Dat is voor hier ietwat teleurstellend, maar trekt wat later in het voorjaar nog wel bij. Dan verzamelt de brasem zich hier in groten getale en worden de vangsten vanzelf beter”, concludeert hij positief.
Door te kiezen voor een wafter op een hair vis je selectiever op grote brasem.
Ook blankvoorn is dol op wormen.
‘Later in het
voorjaar verzamelt de brasem zich in groten getale op het ondiepe en zijn hele mooie vangsten mogelijk’
STEKINFORMATIE
De Belterwijde ligt in het zuidelijke deel van Nationaal Park Weerribben-Wieden, ongeveer vijf kilometer ten westen van Meppel. Ondanks de forse omvang (500 hectare) zijn de kantvismogelijkheden op dit water beperkt. Langs de Blauwehandseweg (N334) kun je prima een mooie stek vinden en heb je een prachtig uitzicht op het natuurgebied. Zet je auto op één van de parkeerplaatsen of goed in berm, want het verkeer op de provinciale weg komt in de regel behoorlijk hard voorbij gereden.
Toch valt het hier op vijftig meter afstand volgens hem nog mee met de plantengroei. “De vaargeul loopt parallel aan deze oever. Daardoor is het snel vier meter diep en de plantengroei minder uitbundig dan elders op de Belterwijde (waar gemiddeld anderhalve meter water staat). Bedenk wel dat plantenresten door de wind en de onderstroom over de bodem kunnen worden verplaatst. De situatie op een stek kan dus iedere dag anders zijn.” Daarom adviseert hij om altijd proefworpen te doen. Zelfs als je hier – zoals Edwin al sinds zijn dertiende doet – regelmatig vist.
RAAK GEGOOID
Een paar meter verderop blijkt de bodem inderdaad schoner te zijn, zodat Edwin daar middels vier met voer en wormen gevulde korven een voerplekje creëert. “De brasem hier is behoorlijk onvoorspelbaar en de optimale afstand kan dus dagelijks verschillen. Pas op de Belterwijde daarom een tactiek toe met twee voerplekken op verschillende afstanden”, adviseert Edwin. Naast de stek op 52 meter legt hij dan ook een voerplek op 35 meter aan om daar zijn sessie te beginnen. De gouden regel dat je eerst blankvoorn en enkele uren later brasem vangt kan al na vijf minuten overboord. Na een rustige, vloeiende aanbeet staat hij met een kromme feederhengel in de hand. “Blijkbaar heb ik de worm recht voor de bek van een brasem geworpen, want dit logge beuken is zeker niet het werk van een voorn”, lacht hij. De ‘platte’ van ongeveer drie pond is voor dit water een klein exemplaar, verzekert Edwin. “De gemiddelde brasem weegt tussen de 1,8 en 2,4 kilo. Maar er worden ook exemplaren gevangen van meer dan zestig centimeter tot bijna vier kilo zwaar. Die uitschieters naar boven vang je doorgaans in het najaar”, tipt hij.
PROFETISCHE WOORDEN
Edwin rijgt een worm op de haak, vult de voerkorf en werpt de montage opnieuw op 35 meter afstand in. Kort na de plons begint de top van de feederhengel al te bewegen. De nerveuze schokjes wijzen op de aanwezigheid van blankvoorn. Dit type aanbeet is duidelijk anders dan die van een brasem. Edwin’s vermoeden wordt bevestigd wanneer hij een donkerzilveren voorn boven water tilt. “Deze rakkers lopen er ook tussendoor, hoewel mijn aanpak – met een dikke worm aan de haak en opvallend geel lokvoer – op brasem is gericht. Vanwege de lichte kleur van het voer zal kleine vis terughoudend zijn om op de stek te gaan azen. Helder water in combinatie met een lichtgekleurde bodem maakt dat witvis extra in de gaten loopt bij de roofvis. En er zit hier veel snoek.” Het blijken profetische woorden, want een half uur later achtervolgt een groenjas een door Edwin gehaakte voorn.
Met de wind in de rug vliegt de plastic speedkorf moeiteloos vijftig meter het wijd op om vervolgens met een bescheiden plons in het donkerheldere veenwater van de Belterwijde te landen. “Hier aan de oostelijke kant van de N334 zit je bij een stevige westenwind toch heerlijk beschut”, stipt Edwin Loohuis het eerste voordeel van deze stek aan. Die staat onder ingewijden bekend als ‘tussen de meren’. Deze naam is vanuit vogelperspectief gezien prima te verklaren: de Blauwehandseweg is door de Belterwijde aangelegd zodat we ons tussen de twee meren van dit water bevinden. Deze stek in de kop van Overijssel heeft daardoor een unieke sfeer.
BODEMONDERZOEK
Nadat de voerkorf op de bodem is beland, sleept Edwin deze terug om onderzoek te doen. De korf komt deels met planten bedekt weer boven water. “Dit wil je eigenlijk vermijden, want op een schone bodem werkt het feedersysteem optimaal. Maar dit is inherent aan het vissen op een veenplas. En zelfs op een stek met planten, of resten daarvan, kun je nog vis vangen”, zegt de Rijssenaar terwijl hij de voerkorf schoonmaakt.