dobbercontrole in de klotsbak

VASTE STOKTIPS VAN DE EUROPEES KAMPIOEN

Ramon Ansing pakte eind juni goud op het EK dobbervissen aan het Prinses Margrietkanaal. De visserij met de vaste stok op dit soort kanalen is een van de sterke punten van de Groninger. Hét VISblad schoof langs de oever van het ‘PM-kanaal’ aan bij Ramon om hem het hemd van het lijf te vragen over de sleutel tot succes bij het EK.

Dobbers lichter dan 4 gram kun je op dit soort kanalen beter thuislaten. Kies daarbij voor vlagdobbers omdat dit type dobber zich beter staande houdt in de golven en stroming.

MATERIAAL

Hengel: 13 meter lange vaste stok

Lijn: 16/00 nylon hoofdlijn, 30 cm 10 tot 12/00 nylon onderlijn

Dobber: Vlagdobber met een rechte of offset antenne in de range van 4 tot 9 gram

Haak: maat 18 

Elastiek: 1,4 mm latex

‘Dobbercontrole is cruciaal bij het vissen op dit soort kanalen; zeker voor brasem die van een passieve aasaanbieding houdt’

TERUGBLIK EK
Waar Team Holland op een teleurstellende twaalfde plaats eindigde, gooide Ansing individueel wel hoge ogen. “Op de eerste dag had ik een kopstek geloot en won ik mijn vak. De tweede wedstrijddag lootte ik een matige stek, maar werd ik toch tweede in het vak. Het is een soort schaakspel waarbij je de juiste aanpak voor jouw stek op dat moment moet zien te kiezen.” Een beetje geluk hebben met de loting kan uiteraard geen kwaad, maar verder is het volgens de Europees kampioen een kwestie van actief vissen, een goede dobbercontrole, accuraat voeren en inspelen op de situatie. “Zo pas ik het type dobber en het gewicht daarvan steeds aan op de stroming en scheepvaart van dat moment. Daarbij heb ik het voordeel dat deze visserij en dit kanaal me erg goed ligt. Uiteindelijk moet het allemaal kloppen om kans te maken de wedstrijd te winnen.”

Vis met een korte opslag en steun de hengel laag op de frontbar af zodat het topdeel het water raakt. Dit zorgt voor een rustige aaspresentatie.

GOLFSLAG DE BAAS
De ochtend vordert en het wordt warmer, dus neemt de drukte op het water toe. Ook de pleziervaart zorgt voor aardig wat golfslag. Dit ondervangt Ansing door met een korte opslag te vissen en de hengel laag op zijn frontbar af te steunen zodat het topdeel het water raakt. In combinatie met de offset vlagdobber hebben de stroming en golven weinig invloed op de aaspresentatie. “Zou je dit allemaal niet doen, dan schiet je dobber telkens heen en weer en wordt het aas steeds van de bodem af getrokken. Zo’n zenuwachtige presentatie is onnatuurlijk en steekt bovendien sterk af tegen het gevoerde aas dat rustig op de bodem ligt.” Ook de vijftien centimeter ‘overdiepte’ helpt om het aas aan de bodem genageld te houden. “Doordat de laatste 15 cm van mijn onderlijn op de bodem ligt heb ik een soort buffertje en komt het aas bij een flinke golf niet los van de bodem. Dobbercontrole is cruciaal bij het vissen op dit soort kanalen; zeker voor brasem die van een passieve aasaanbieding houdt. Dat vraagt om wat extra skills – feedervissen kan hier ook prima en is wat eenvoudiger – maar maakt het ook uitdagender.”

APPELS EN PEREN
Waar het drukke scheepvaartverkeer nu voor wat extra uitdagingen zorgt, is Ansing in wedstrijdsituaties soms juist maar wat blij met passerende vrachtschepen. “Als je een mindere stek hebt geloot kan zware scheepvaart helpen om de vis wat meer over het parcours te verdelen. Bij grote wedstrijden als een EK gaat er tijdens de trainingsweek over een flinke oeverlengte meerdere dagen achter elkaar aardig wat voer in. Het scheepvaartverkeer gooit de boel dan aardig overhoop en maakt het speelveld wat meer gelijk.” Nu is hij echter niet zo blij met al die grote schepen. En zeker niet als twee van die ‘zware jongens’ elkaar in tegengestelde richting passeren. “Met zoveel kabaal en waterverplaatsing boven de kop stopt de vis wel even met azen en het smeert je voerplek uit.” Dat blijkt, want pas na een tijdje zonder aanbeet vangt hij weer een aantal kolbleien. Het duurt nog wat langer voor de brasems weer terug op de stek zijn en aanbijten. “Tijdens wedstrijden azen vissen vaak compleet anders dan wanneer je traint of recreatief aan het vissen bent. De omstandigheden zijn heel anders, dus daarom is het een beetje appels met peren vergelijken.” Die vergelijking hoeft hij zelden te maken, want vrij vissen doet Ansing bijna nooit. “In m’n uppie een berg brasem vangen geeft mij weinig voldoening. Dan mis ik simpelweg het competitiegevoel.” Gelukkig wilde de kersverse Europees kampioen speciaal voor deze reportage een uitzondering maken.

Ramon vist in het begin met dode maden en pinkies om zodra de brasem op de stek is gearriveerd over te schakelen naar wormen afgetopt met één of twee pinkies.

7 VASTE STOK TIPS

  • Neem een markeringspunt aan de overkant van het kanaal – bijvoorbeeld een boom – om richting te geven aan waar je voert en vist. Accuraat en compact voeren zorgt voor voedselnijd op de stek en levert meer vis op.

  • Geef het lokvoer na het aanmaken genoeg tijd om het vocht op te nemen. Zo gaat het voer minder zweven en blijft het compacter op de bodem liggen.

  • Neem een korte opslag en steun de hengel laag en stabiel af op de kist met frontbar. Zo hebben de golven en de stroming minder vat op de dobber.

  • Geef de brasems de tijd om de voerstek te vinden en de koppen naar beneden te richten. Wissel dus niet van stek als de aanbeten uitblijven, maar houd vol.

  • Knip voldoende wormen in stukjes en voer na iedere aanbeet een balletje leem met daarin het nodige aas bij.

  • Pas het gewicht en de vorm van de dobber aan naargelang de stroming en de golfslag.

  • Zet het bulkgewicht in een ‘treintje’ onderaan de hoofdlijn, met op het laatste deel daarvan nog drie valgewichtjes op 15 cm afstand van elkaar. Zo raakt de lijn bijna nooit in de knoop.

Daarom krijg je vaak eerst wat schichtige ‘aanbeten’ van vissen die een halve meter boven de voerplek zwemmen”, licht hij toe. Na ongeveer 45 minuten verdwijnt de dobber opnieuw, dit keer in een gestaag tempo. Ansing zet de haak, waarna het topelastiek ietsje zichtbaar wordt. Kort daarna kan de Marumer een kolblei scheppen. “De ‘bleien’ vang je doorgaans voordat de brasems op de voerplek arriveren. Daarna komen ze er niet meer aan te pas. Vang je bij de eerste inzet echter brasem – een ‘verkenner’ – dan bestaat de kans dat dit de rest van de school afschrikt. Dan zwemmen de brasems door in plaats van dat ze op de voerplek neerstrijken.” Na elke aanbeet voert Ansing een balletje leem ter grootte van een pingpongbal, met geknipte wormen en wat casters – al dan niet in combinatie met wat dode maden of pinkies (kleine maden, red.). Die twee laatste aassoorten prikt hij in het begin ook op de haak, om na een tijdje over te schakelen op wormen. “Brasem zal uiteindelijk vol voor de wormen gaan, maar voordat het zover is leveren dode maden of pinkies sneller wat vis op.” 

ANTENNE UIT HET LOOD
De theorie klopt, want na een serie mooie kolbleien vangt hij ook zijn eerste ‘platte’ van ongeveer 45 cm. Dat is het teken om over te schakelen op wormen als haakaas, afgetopt met één of twee dode pinkies. De worm wordt vrijwel direct gevonden en de vlagdobber verdwijnt onder water – brasem. Niet lang daarna volgt nog een exemplaar. Nu de gewenste soort op de stek aanwezig is, doet Ansing nog een aanpassing. Uit de verzameling dobbers pakt hij een vreemd uitziend exemplaar: een vlagdobber met een offset antenne. “Deze antenne staat iets uit het lood. Daardoor kan ik een dobber met een lichter drijfvermogen – bijvoorbeeld 6 gram in plaats van 9 gram – toch goed in positie houden op de stek. Dit betekent wel dat ik nu alleen nog ‘blokkend’ kan vissen, terwijl ik met een rechte antenne nog wat kon zoeken door de dobber af en toe wat mee te laten gaan op de stroming. Het smalle, platte lijf van een vlagdobber snijdt door de stroming en de golven en dankzij de offsetpositie van de antenne blijft deze stabieler staan. Een dobber met een bolvormig drijflichaam is een speelbal in de golven, waardoor je haakaas alle kanten op gaat. Die zet ik dus alleen in als er weinig stroming staat en vrijwel geen golfjes op het water staan.”

Na elke aanbeet voert Ramon een balletje leem ter grootte van een pingpongbal, met daarin wat aas.

Als we bij het kanaal aankomen zien we Ramon al zitten en in de achtergrond een enorm vrachtschip opdoemen. “Het belooft een zonnige en warme dag te worden, dus tegen de middag zal naast de beroepsvaart ook de pleziervaart hier rijen dik varen”, voorspelt de kersverse Europees kampioen. Hij heeft zich dicht bij de Groote Brekken (een Fries meer, red.) aan de oevers van het Prinses Margrietkanaal geïnstalleerd. “Daar hangt doorgaans altijd wel wat brasem rond, dus hoef ik niet al te lang te wachten voordat ik ze op de stek aan het azen krijg.” Om de vis te lokken en te activeren voert hij een reeks grote ballen die voor de helft uit leem en voor de helft uit lokvoer bestaan. “Leem is zwaar en zorgt dat de voerballen goed op de stek blijven liggen, ook bij druk scheepvaartverkeer. Met een klein uurtje verwacht ik de eerste vissen op de stek, maar voordat de grote scholen brasems goed gaan azen ben je toch al snel twee uur verder.”

VOLOP IN BEWEGING
Het Prinses Margrietkanaal is 65 kilometer lang en loopt van Lemmer – via verschillende grote meren – naar Stroobos waar het overgaat in het Van Starkenborghkanaal. “Hier bij Spannenburg is het een 60 meter brede, diepe bak. Op korte afstand van de oever is het al bijna vijf meter diep, ondiepere stukken vind je er vrijwel niet”, beschrijft Ansing het water. In dit level playing field heeft hij op dertien meter afstand (waar ook vijf meter water staat) gevoerd. Daar schuiven de vissen straks aan om van de casters, geknipte pieren en dode maden te komen snoepen. “Dat zijn vooral brasems. Die worden door de grote onderlinge voedselconcurrentie niet heel groot – gemiddeld wegen ze ongeveer één kilo.” Verder zwemt er flink wat kolblei. Ansing: “Dat zijn rare vissen. Soms vang je er een heleboel, maar een dag later lijken ze wel verdwenen te zijn.” Zelfs op warme zomerdagen worden aan het PM-kanaal goede vangsten genoteerd. “De vis trekt dan vanaf de grote, ondiepe meren naar het koelere en zuurstofrijkere kanaalwater. Dat staat onder invloed van de scheepvaart en de trek op het water nooit lang stil.”

KOLBLEI EN VERKENNERS

De dobber van Ramon staat ook niet lang stil – en niet alleen omdat-ie die met tussenpozen ietsje lift en weer neerzet. Als de dobber vlot onder water verdwijnt, slaat de Groninger mis. “Dat was een lijnzwemmer. Als de vis op de stek komt duurt het even voordat de koppen naar beneden gaan om te azen.

Kolblei arriveert doorgaans eerder op de stek dan brasem.

VASTE STOKTIPS VAN DE EUROPEES KAMPIOEN

Ramon Ansing pakte eind juni goud op het EK dobbervissen aan het Prinses Margrietkanaal. De visserij met de vaste stok op dit soort kanalen is een van de sterke punten van de Groninger. Hét VISblad schoof langs de oever van het ‘PM-kanaal’ aan bij Ramon om hem het hemd van het lijf te vragen over de sleutel tot succes bij het EK.

dobbercontrole in de klotsbak

Dobbers lichter dan 4 gram kun je op dit soort kanalen beter thuislaten. Kies daarbij voor vlagdobbers omdat dit type dobber zich beter staande houdt in de golven en stroming.

MATERIAAL

Hengel: 13 meter lange vaste stok

Lijn: 16/00 nylon hoofdlijn, 30 cm 10 tot 12/00 nylon onderlijn

Dobber: Vlagdobber met een rechte of offset antenne in de range van 4 tot 9 gram

Haak: maat 18 

Elastiek: 1,4 mm latex

TERUGBLIK EK
Waar Team Holland op een teleurstellende twaalfde plaats eindigde, gooide Ansing individueel wel hoge ogen. “Op de eerste dag had ik een kopstek geloot en won ik mijn vak. De tweede wedstrijddag lootte ik een matige stek, maar werd ik toch tweede in het vak. Het is een soort schaakspel waarbij je de juiste aanpak voor jouw stek op dat moment moet zien te kiezen.” Een beetje geluk hebben met de loting kan uiteraard geen kwaad, maar verder is het volgens de Europees kampioen een kwestie van actief vissen, een goede dobbercontrole, accuraat voeren en inspelen op de situatie. “Zo pas ik het type dobber en het gewicht daarvan steeds aan op de stroming en scheepvaart van dat moment. Daarbij heb ik het voordeel dat deze visserij en dit kanaal me erg goed ligt. Uiteindelijk moet het allemaal kloppen om kans te maken de wedstrijd te winnen.”

Vis met een korte opslag en steun de hengel laag op de frontbar af zodat het topdeel het water raakt. Dit zorgt voor een rustige aaspresentatie.

GOLFSLAG DE BAAS
De ochtend vordert en het wordt warmer, dus neemt de drukte op het water toe. Ook de pleziervaart zorgt voor aardig wat golfslag. Dit ondervangt Ansing door met een korte opslag te vissen en de hengel laag op zijn frontbar af te steunen zodat het topdeel het water raakt. In combinatie met de offset vlagdobber hebben de stroming en golven weinig invloed op de aaspresentatie. “Zou je dit allemaal niet doen, dan schiet je dobber telkens heen en weer en wordt het aas steeds van de bodem af getrokken. Zo’n zenuwachtige presentatie is onnatuurlijk en steekt bovendien sterk af tegen het gevoerde aas dat rustig op de bodem ligt.” Ook de vijftien centimeter ‘overdiepte’ helpt om het aas aan de bodem genageld te houden. “Doordat de laatste 15 cm van mijn onderlijn op de bodem ligt heb ik een soort buffertje en komt het aas bij een flinke golf niet los van de bodem. Dobbercontrole is cruciaal bij het vissen op dit soort kanalen; zeker voor brasem die van een passieve aasaanbieding houdt. Dat vraagt om wat extra skills – feedervissen kan hier ook prima en is wat eenvoudiger – maar maakt het ook uitdagender.”

APPELS EN PEREN
Waar het drukke scheepvaartverkeer nu voor wat extra uitdagingen zorgt, is Ansing in wedstrijdsituaties soms juist maar wat blij met passerende vrachtschepen. “Als je een mindere stek hebt geloot kan zware scheepvaart helpen om de vis wat meer over het parcours te verdelen. Bij grote wedstrijden als een EK gaat er tijdens de trainingsweek over een flinke oeverlengte meerdere dagen achter elkaar aardig wat voer in. Het scheepvaartverkeer gooit de boel dan aardig overhoop en maakt het speelveld wat meer gelijk.” Nu is hij echter niet zo blij met al die grote schepen. En zeker niet als twee van die ‘zware jongens’ elkaar in tegengestelde richting passeren. “Met zoveel kabaal en waterverplaatsing boven de kop stopt de vis wel even met azen en het smeert je voerplek uit.” Dat blijkt, want pas na een tijdje zonder aanbeet vangt hij weer een aantal kolbleien. Het duurt nog wat langer voor de brasems weer terug op de stek zijn en aanbijten. “Tijdens wedstrijden azen vissen vaak compleet anders dan wanneer je traint of recreatief aan het vissen bent. De omstandigheden zijn heel anders, dus daarom is het een beetje appels met peren vergelijken.” Die vergelijking hoeft hij zelden te maken, want vrij vissen doet Ansing bijna nooit. “In m’n uppie een berg brasem vangen geeft mij weinig voldoening. Dan mis ik simpelweg het competitiegevoel.” Gelukkig wilde de kersverse Europees kampioen speciaal voor deze reportage een uitzondering maken.

Ramon vist in het begin met dode maden en pinkies om zodra de brasem op de stek is gearriveerd over te schakelen naar wormen afgetopt met één of twee pinkies.

7 VASTE STOK TIPS

  • Neem een markeringspunt aan de overkant van het kanaal – bijvoorbeeld een boom – om richting te geven aan waar je voert en vist. Accuraat en compact voeren zorgt voor voedselnijd op de stek en levert meer vis op.

  • Geef het lokvoer na het aanmaken genoeg tijd om het vocht op te nemen. Zo gaat het voer minder zweven en blijft het compacter op de bodem liggen.

  • Neem een korte opslag en steun de hengel laag en stabiel af op de kist met frontbar. Zo hebben de golven en de stroming minder vat op de dobber.

  • Geef de brasems de tijd om de voerstek te vinden en de koppen naar beneden te richten. Wissel dus niet van stek als de aanbeten uitblijven, maar houd vol.

  • Knip voldoende wormen in stukjes en voer na iedere aanbeet een balletje leem met daarin het nodige aas bij.

  • Pas het gewicht en de vorm van de dobber aan naargelang de stroming en de golfslag.

  • Zet het bulkgewicht in een ‘treintje’ onderaan de hoofdlijn, met op het laatste deel daarvan nog drie valgewichtjes op 15 cm afstand van elkaar. Zo raakt de lijn bijna nooit in de knoop.

Daarom krijg je vaak eerst wat schichtige ‘aanbeten’ van vissen die een halve meter boven de voerplek zwemmen”, licht hij toe. Na ongeveer 45 minuten verdwijnt de dobber opnieuw, dit keer in een gestaag tempo. Ansing zet de haak, waarna het topelastiek ietsje zichtbaar wordt. Kort daarna kan de Marumer een kolblei scheppen. “De ‘bleien’ vang je doorgaans voordat de brasems op de voerplek arriveren. Daarna komen ze er niet meer aan te pas. Vang je bij de eerste inzet echter brasem – een ‘verkenner’ – dan bestaat de kans dat dit de rest van de school afschrikt. Dan zwemmen de brasems door in plaats van dat ze op de voerplek neerstrijken.” Na elke aanbeet voert Ansing een balletje leem ter grootte van een pingpongbal, met geknipte wormen en wat casters – al dan niet in combinatie met wat dode maden of pinkies (kleine maden, red.). Die twee laatste aassoorten prikt hij in het begin ook op de haak, om na een tijdje over te schakelen op wormen. “Brasem zal uiteindelijk vol voor de wormen gaan, maar voordat het zover is leveren dode maden of pinkies sneller wat vis op.” 

ANTENNE UIT HET LOOD
De theorie klopt, want na een serie mooie kolbleien vangt hij ook zijn eerste ‘platte’ van ongeveer 45 cm. Dat is het teken om over te schakelen op wormen als haakaas, afgetopt met één of twee dode pinkies. De worm wordt vrijwel direct gevonden en de vlagdobber verdwijnt onder water – brasem. Niet lang daarna volgt nog een exemplaar. Nu de gewenste soort op de stek aanwezig is, doet Ansing nog een aanpassing. Uit de verzameling dobbers pakt hij een vreemd uitziend exemplaar: een vlagdobber met een offset antenne. “Deze antenne staat iets uit het lood. Daardoor kan ik een dobber met een lichter drijfvermogen – bijvoorbeeld 6 gram in plaats van 9 gram – toch goed in positie houden op de stek. Dit betekent wel dat ik nu alleen nog ‘blokkend’ kan vissen, terwijl ik met een rechte antenne nog wat kon zoeken door de dobber af en toe wat mee te laten gaan op de stroming. Het smalle, platte lijf van een vlagdobber snijdt door de stroming en de golven en dankzij de offsetpositie van de antenne blijft deze stabieler staan. Een dobber met een bolvormig drijflichaam is een speelbal in de golven, waardoor je haakaas alle kanten op gaat. Die zet ik dus alleen in als er weinig stroming staat en vrijwel geen golfjes op het water staan.”

Na elke aanbeet voert Ramon een balletje leem ter grootte van een pingpongbal, met daarin wat aas.

Als we bij het kanaal aankomen zien we Ramon al zitten en in de achtergrond een enorm vrachtschip opdoemen. “Het belooft een zonnige en warme dag te worden, dus tegen de middag zal naast de beroepsvaart ook de pleziervaart hier rijen dik varen”, voorspelt de kersverse Europees kampioen. Hij heeft zich dicht bij de Groote Brekken (een Fries meer, red.) aan de oevers van het Prinses Margrietkanaal geïnstalleerd. “Daar hangt doorgaans altijd wel wat brasem rond, dus hoef ik niet al te lang te wachten voordat ik ze op de stek aan het azen krijg.” Om de vis te lokken en te activeren voert hij een reeks grote ballen die voor de helft uit leem en voor de helft uit lokvoer bestaan. “Leem is zwaar en zorgt dat de voerballen goed op de stek blijven liggen, ook bij druk scheepvaartverkeer. Met een klein uurtje verwacht ik de eerste vissen op de stek, maar voordat de grote scholen brasems goed gaan azen ben je toch al snel twee uur verder.”

VOLOP IN BEWEGING
Het Prinses Margrietkanaal is 65 kilometer lang en loopt van Lemmer – via verschillende grote meren – naar Stroobos waar het overgaat in het Van Starkenborghkanaal. “Hier bij Spannenburg is het een 60 meter brede, diepe bak. Op korte afstand van de oever is het al bijna vijf meter diep, ondiepere stukken vind je er vrijwel niet”, beschrijft Ansing het water. In dit level playing field heeft hij op dertien meter afstand (waar ook vijf meter water staat) gevoerd. Daar schuiven de vissen straks aan om van de casters, geknipte pieren en dode maden te komen snoepen. “Dat zijn vooral brasems. Die worden door de grote onderlinge voedselconcurrentie niet heel groot – gemiddeld wegen ze ongeveer één kilo.” Verder zwemt er flink wat kolblei. Ansing: “Dat zijn rare vissen. Soms vang je er een heleboel, maar een dag later lijken ze wel verdwenen te zijn.” Zelfs op warme zomerdagen worden aan het PM-kanaal goede vangsten genoteerd. “De vis trekt dan vanaf de grote, ondiepe meren naar het koelere en zuurstofrijkere kanaalwater. Dat staat onder invloed van de scheepvaart en de trek op het water nooit lang stil.”

KOLBLEI EN VERKENNERS

De dobber van Ramon staat ook niet lang stil – en niet alleen omdat-ie die met tussenpozen ietsje lift en weer neerzet. Als de dobber vlot onder water verdwijnt, slaat de Groninger mis. “Dat was een lijnzwemmer. Als de vis op de stek komt duurt het even voordat de koppen naar beneden gaan om te azen.

Kolblei arriveert doorgaans eerder op de stek dan brasem.

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm