BIJVANGST

De bigmouth buffalo (Ictiobus cyprinellus) komt wijdverbreid voor in Canada en de Verenigde Staten, maar de aantallen gaan achteruit. Onderzoekers proberen te achterhalen hoe dat komt en stuiten daarbij op bijzondere verrassingen. Zo leven in één meer populaties waarvan alle vissen voor 1972 zijn geboren. Die zijn dus minstens een halve eeuw oud, maar ze zien er allemaal even fit en fris uit. In een ander water zwemmen zelfs exemplaren van 125 jaar en hebben de overige vissen allemaal onze pensioenleeftijd bereikt. Er is uiteraard altijd baas boven baas. Zo legt de bigmouth buffalo het af tegen de rode schorpioenvis die een leeftijd van 200 jaar kan aantikken en de Groenlandse haai die minstens 270 jaar – en soms wel 500 jaar – oud kan worden.

OUDEN VAN DAGEN
Ook bij ons zwemmen echte ‘oudjes’ rond. Voorop gaat de bijna uitgestorven Europese steur, die als hij de kans krijgt minstens een halve eeuw oud kan worden. De Europese meerval doet het met een gemiddelde leeftijd van 20 tot 30 jaar en een record van zelfs 80 jaar ook niet slecht. Dat komt in de buurt van de paling, waarvan in Ierland soms exemplaren van 30 jaar en ouder worden gevangen. De karper kan bij uitzondering ook zo’n hoge leeftijd (40 à 50 jaar) bereiken, maar de regel is toch eerder 20 jaar. Voor rovers als snoek en snoekbaars ligt de lat met een maximumleeftijd van zo’n 15 tot 16 jaar wat lager, al zullen enkele exemplaren wellicht ouder kunnen worden. Zoiets geldt ook voor de brasem en kabeljauw: een maximumleeftijd van 15 jaar, met zeldzame uitschieters naar 25 jaar. 

SCHUBBEN EN MEER
Het bepalen van de leeftijd van een vis kan nog best een uitdaging zijn. Lengte zegt bijvoorbeeld niet alles: een snel groeiende vrouwtjessnoek kan na zeven seizoenen al 92 centimeter lang zijn, terwijl een trage soortgenoot 68 centimeter aantikt. Op hogere leeftijd vertraagt bovendien de groei, dus je weet nooit zeker of een metersnoek tien of zestien jaar is. Daarom kijken onderzoekers liever naar de schubben. Een vis groeit vooral in de zomer en dat tekent zich op schubben af als ringen in een boom – en die kun je turven. Hele oude vissen groeien echter zo langzaam dat de schubringen vaak niet meer goed zijn te zien, wat de leeftijdsschatting minder nauwkeurig maakt. Onderzoek aan wervels, gehoorsteentjes (otolieten) of het tellen van vinstralen is dan de oplossing, vooral bij schubloze soorten als de meerval, steur en paling.

De bigmouth buffalo (Ictiobus cyprinellus) komt wijdverbreid voor in Canada en de Verenigde Staten, maar de aantallen gaan achteruit. Onderzoekers proberen te achterhalen hoe dat komt en stuiten daarbij op bijzondere verrassingen. Zo leven in één meer populaties waarvan alle vissen voor 1972 zijn geboren. Die zijn dus minstens een halve eeuw oud, maar ze zien er allemaal even fit en fris uit. In een ander water zwemmen zelfs exemplaren van 125 jaar en hebben de overige vissen allemaal onze pensioenleeftijd bereikt. Er is uiteraard altijd baas boven baas. Zo legt de bigmouth buffalo het af tegen de rode schorpioenvis die een leeftijd van 200 jaar kan aantikken en de Groenlandse haai die minstens 270 jaar – en soms wel 500 jaar – oud kan worden.

OUDEN VAN DAGEN
Ook bij ons zwemmen echte ‘oudjes’ rond. Voorop gaat de bijna uitgestorven Europese steur, die als hij de kans krijgt minstens een halve eeuw oud kan worden. De Europese meerval doet het met een gemiddelde leeftijd van 20 tot 30 jaar en een record van zelfs 80 jaar ook niet slecht. Dat komt in de buurt van de paling, waarvan in Ierland soms exemplaren van 30 jaar en ouder worden gevangen. De karper kan bij uitzondering ook zo’n hoge leeftijd (40 à 50 jaar) bereiken, maar de regel is toch eerder 20 jaar. Voor rovers als snoek en snoekbaars ligt de lat met een maximumleeftijd van zo’n 15 tot 16 jaar wat lager, al zullen enkele exemplaren wellicht ouder kunnen worden. Zoiets geldt ook voor de brasem en kabeljauw: een maximumleeftijd van 15 jaar, met zeldzame uitschieters naar 25 jaar. 

SCHUBBEN EN MEER
Het bepalen van de leeftijd van een vis kan nog best een uitdaging zijn. Lengte zegt bijvoorbeeld niet alles: een snel groeiende vrouwtjessnoek kan na zeven seizoenen al 92 centimeter lang zijn, terwijl een trage soortgenoot 68 centimeter aantikt. Op hogere leeftijd vertraagt bovendien de groei, dus je weet nooit zeker of een metersnoek tien of zestien jaar is. Daarom kijken onderzoekers liever naar de schubben. Een vis groeit vooral in de zomer en dat tekent zich op schubben af als ringen in een boom – en die kun je turven. Hele oude vissen groeien echter zo langzaam dat de schubringen vaak niet meer goed zijn te zien, wat de leeftijdsschatting minder nauwkeurig maakt. Onderzoek aan wervels, gehoorsteentjes (otolieten) of het tellen van vinstralen is dan de oplossing, vooral bij schubloze soorten als de meerval, steur en paling.

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm