onderzoek

IN NAARDEN-VESTING

VISSERIJKUNDIG
ONDERZOEK

Hengelsportverenigingen die vermoeden dat er problemen zijn met de visstand in hun water(en), kunnen al sinds jaar en dag bij Sportvisserij Nederland terecht voor advies. Soms is ook een visserijkundig onderzoek nodig. Hoe gaat dat in zijn werk? En wat voor conclusies komen daarmee zoal boven water? We liepen begin dit jaar in Naarden-Vesting een dag mee met de veldploeg van Sportvisserij Nederland.

TEKST: BARD BORGER > FOTOGRAFIE: SANDER BOER

Elektrovissen 
– met schepnetten die onder stroom staan – is geschikt om
de oeverzone mee
te bemonsteren

Het werkplan voor het visserijkundig onderzoek in Naarden-Vesting.

Gerard de Laak (adviseur viswater bij Sportvisserij Nederland, links) en Gert-Jan Rebel (voorzitter HSV Naarden-Bussum). 

OPTIMAAL BEELD VISSTAND
Zodra de opstelling bij de bus gereedstaat, varen de boten uit. Gerard stuurt de ‘elektroboot’ naar de eerste plek waar wordt gevist, op het voordek staan twee collega’s al klaar met de schepnetten. Vist de veldploeg altijd met twee methodes? “Meestal wel, maar niet altijd”, verheft Gerard zijn stem om boven het lawaai van de motor uit te komen. “Bij een onderzoek in Delft konden we vorige week bijvoorbeeld alleen maar elektrisch vissen. Daar bestond het water volledig uit smalle sloten. Deze gracht is veel breder en op sommige plekken tot wel zes meter diep. Op open water vind je doorgaans andere soorten en grotere vissen dan in de oeverzones, waar vooral jonge vis zich graag verschuilt. Meestal moet je dus elektrisch én met de zegen vissen om een optimaal beeld van de visstand te krijgen.”

WINTER HOOGSEIZOEN
Met hun neus in de koude zuidenwind kracht 4 scheppen de goed ingepakte ‘vissers’ enkele piepjonge baarsjes uit het water. Gerard: “Bijna al onze visserijkundige onderzoeken vinden in de winter plaats. Vissen zijn namelijk koudbloedig en dus rustiger als het water koud is. Daardoor zijn ze makkelijker te vangen en kun je ze vlot meten en wegen. Een voordeel is ook dat er ’s winters minder waterplanten zijn, waardoor je gemakkelijker en op meer plekken kunt vissen.” Gerard stuurt de boot ruim een half uur lang in slentertempo langs de oevers van de gracht. Soms komt ergens ineens een ‘wolkje’ jonge visjes boven water. “Dat is ook typisch voor de wintermaanden: de vis ligt vaak geclusterd op plekjes waar visetende vogels zoals aalscholvers en futen niet of moeilijk bij kunnen”, verklaart Gerard. “Daarom moet je  relatief veel water afvissen. Kies je maar een paar plekken uit, dan vang je misschien bijna niets.” 

METEN, WEGEN, NOTEREN
Terug aan wal blijken naast de jonge vis ook een fraaie zeelt en een snoek van een halve meter in de teil te zitten. Geen verkeerd resultaat, maar met de zegen zijn – zoals Gerard al had voorspeld – veel meer grote vissen gevangen: snoeken, snoekbaarzen, brasems, zeelten en een enorme schubkarper. De verschillende soorten zijn al verdeeld over hun ‘eigen’ teilen. Bij de bus legt een medewerker alle vissen één voor een op de meetplank, waarbij hij de soortnaam en lengte van de vis roept. Een collega weegt de vis, meldt het gewicht en zet de vis vervolgens in een laatste teil. Gerard noteert ondertussen alle gegevens. Met enige regelmaat wordt de teil met reeds vastgelegde vissen bij de trailerhelling geleegd.

“Het laatste visserijkundige onderzoek dat we hier lieten uitvoeren dateert alweer uit 2007”, vertelt voorzitter Gert-Jan Rebel van Hengelsportvereniging Naarden-Bussum terwijl hij over de vestinggrachten tuurt. “We vonden het dus wel weer eens tijd voor een nieuwe check door Sportvisserij Nederland. Over het algemeen is het visbestand hier gevarieerd en gezond, maar met de leeftijdsopbouw lijkt iets mis te zijn. Voorns van 15 tot 25 centimeter vangen we bijvoorbeeld nog maar nauwelijks. Vooral witvissers, zoals ik, vinden dat jammer. De forse vangstgewichten bij onze wedstrijden zijn vooral te danken aan grote brasems. We zijn benieuwd wat dit onderzoek uitwijst en wat voor tips en adviezen we van Sportvisserij Nederland krijgen.”

DRIE DAGEN ONDERZOEK
Een paar meter verderop zijn de veldploeg van Sportvisserij Nederland en een handvol vrijwilligers van de vereniging druk doende met het voorbereidende werk. Geroutineerd zetten ze grote plastic teilen, schepnetten en andere materialen klaar, zodat het meet- en weegproces direct van start kan zodra de eerste vangst arriveert. Met behulp van een waterpomp worden de teilen gevuld met water. “Dit is de eerste van drie dagen vissen”, vertelt Gerard de Laak, adviseur viswater bij Sportvisserij Nederland, terwijl hij zijn notitieformulieren klaarlegt. “Vandaag vissen we in de buitengracht, morgen in de binnengracht en overmorgen in het noordelijke deel van Naarden – in totaal wel op zo’n twintig plekken.” 

MET ZEGEN ÉN STROOM
Wijzend op de boten bij de trailerhelling legt Gerard uit dat zijn ploeg op twee manieren gaat vissen. “Met één boot zetten we op de open delen van het water een groot net (de ‘zegen’) uit dat we vervolgens bij de oever weer binnentrekken. Met de kleinere boot vissen we gericht de oeverzones af met behulp van schepnetten die onder stroom staan (elektrovissen). Die stroom verdooft plaatselijk de aanwezige vissen, waardoor ze naar boven komen en eenvoudig uit het water te scheppen zijn. Alle vis gaat aan boord in een teil; ook soorten die niet direct interessant zijn voor de hengelsport. Elke soort zegt namelijk iets over de waterkwaliteit. En zeker ook van bijzondere soorten willen we graag de verspreiding in Nederland weten.”

NIET ALTIJD
GAAN VISSEN
Niet alle aanvragen van hengelsportverenigingen voor een visserijkundig onderzoek worden gehonoreerd. “Soms is alleen een telefoontje al genoeg”, stelt Gerard de Laak onomwonden. “Voordat we met de veldploeg op pad gaan willen we altijd eerst begrijpen wat er speelt. Als een vereniging bijvoorbeeld aangeeft dat in hun water een dikke baggerlaag is ontstaan en de vangsten sindsdien drastisch zijn teruggelopen, weten we al wat er mis is. Dan heeft een visserijkundig onderzoek nauwelijks zin. In plaats daarvan adviseren we dan meestal meteen om bepaalde maatregelen te treffen, bijvoorbeeld het verwijderen van die bagger of het plaatsen van een beluchter. Als een visserijkundig onderzoek wél zinvol lijkt, bepalen we in overleg met de vereniging in kwestie waar, met welke methode(s) en wanneer we gaan vissen. In totaal doen we doorgaans zo’n dertig onderzoeken per jaar, waarbij het zwaartepunt van deze werkzaamheden in de winter ligt.” 

Met de zegen wordt het open water bevist.

MIDDELGROTE VOORN
“Je ziet het: nauwelijks middelgrote voorn”, zegt Gert-Jan ietwat teleurgesteld zodra de kleinste vissen allemaal zijn gemeten en gewogen. “Wij denken dat predatie door aalscholvers de belangrijkste oorzaak is dat deze lengteklasse vrijwel ontbreekt. De laatste jaren zit hier een vaste groep van dertig tot veertig vogels – en soms wel het tienvoudige. Die jagen de hele dag door. Wat ook niet helpt is dat het waterschap de oevers hier traditioneel – dus nogal rigoureus – maait. Daardoor bieden de oeverzones relatief weinig schuilgelegenheid voor jonge vis, die zich juist graag in rietkragen en tussen andere waterplanten verstopt voor roofvis en visetende vogels. We overwegen al enige tijd om vissenbossen te plaatsen, maar willen eerst de resultaten van dit onderzoek afwachten.” 

GEWELDIGE ZEELTSTAND
Zodra de teil vol met bakken van zeelten aan de beurt is, komt iedereen iets dichterbij staan. “Wat blijven het toch een prachtige vissen hè,” mompelt Gert-Jan. “Nee, over deze soort hebben we eigenlijk nooit te klagen gehad – en ik ben nu al bijna twintig jaar voorzitter. Dat de zeelt het hier zo goed doet komt waarschijnlijk door de ondiepere uitlopers van het water met meer bagger en waterplanten, zoals onder andere hoornblad, gele plomp en waterlelie. Daar wroeten zeelten graag tussen op zoek naar voedsel zoals slakjes en muggenlarven. Op initiatief van een groepje fanatieke karpervissers dat zich actief voor de vereniging inzet, is sinds 2010 ook enkele malen karper uitgezet. Mogelijk is die grote schub een van die uitgezette vissen.” 

RESULTATEN DELEN
“De voorn is een aandachtspunt, maar over het algemeen wijst de vangst toch weer op een mooie visstand”, vervolgt Gert-Jan als alle vissen even later weer zwemmen en de boten zijn uitgevaren voor de tweede ronde. “Ik kijk nu al uit naar het eindrapport  van Sportvisserij Nederland. Vorig jaar hebben ze hier ook een biologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij onder meer het zuurstofgehalte en de pH (zuurgraad)  zijn gemeten. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen uit deze twee onderzoeken gaan we ook communiceren naar de gemeente, het waterschap, het Goois Natuurreservaat en de Stichting Monumentenbeheer. Want door de kennis van ons water met al die ‘partners’ te delen, krijgen we eerder steun voor maatregelen om de visstand gezond én interessant te houden.”

Alle vissen worden gemeten, gewogen en geregistreerd

IN NAARDEN-VESTING

VISSERIJKUNDIG
ONDERZOEK

onderzoek

Elektrovissen 
– met schepnetten die onder stroom staan – is geschikt om
de oeverzone mee
te bemonsteren

Het werkplan voor het visserijkundig onderzoek in Naarden-Vesting.

Gerard de Laak (adviseur viswater bij Sportvisserij Nederland, links) en Gert-Jan Rebel (voorzitter HSV Naarden-Bussum). 

OPTIMAAL BEELD VISSTAND
Zodra de opstelling bij de bus gereedstaat, varen de boten uit. Gerard stuurt de ‘elektroboot’ naar de eerste plek waar wordt gevist, op het voordek staan twee collega’s al klaar met de schepnetten. Vist de veldploeg altijd met twee methodes? “Meestal wel, maar niet altijd”, verheft Gerard zijn stem om boven het lawaai van de motor uit te komen. “Bij een onderzoek in Delft konden we vorige week bijvoorbeeld alleen maar elektrisch vissen. Daar bestond het water volledig uit smalle sloten. Deze gracht is veel breder en op sommige plekken tot wel zes meter diep. Op open water vind je doorgaans andere soorten en grotere vissen dan in de oeverzones, waar vooral jonge vis zich graag verschuilt. Meestal moet je dus elektrisch én met de zegen vissen om een optimaal beeld van de visstand te krijgen.”

WINTER HOOGSEIZOEN
Met hun neus in de koude zuidenwind kracht 4 scheppen de goed ingepakte ‘vissers’ enkele piepjonge baarsjes uit het water. Gerard: “Bijna al onze visserijkundige onderzoeken vinden in de winter plaats. Vissen zijn namelijk koudbloedig en dus rustiger als het water koud is. Daardoor zijn ze makkelijker te vangen en kun je ze vlot meten en wegen. Een voordeel is ook dat er ’s winters minder waterplanten zijn, waardoor je gemakkelijker en op meer plekken kunt vissen.” Gerard stuurt de boot ruim een half uur lang in slentertempo langs de oevers van de gracht. Soms komt ergens ineens een ‘wolkje’ jonge visjes boven water. “Dat is ook typisch voor de wintermaanden: de vis ligt vaak geclusterd op plekjes waar visetende vogels zoals aalscholvers en futen niet of moeilijk bij kunnen”, verklaart Gerard. “Daarom moet je  relatief veel water afvissen. Kies je maar een paar plekken uit, dan vang je misschien bijna niets.” 

METEN, WEGEN, NOTEREN
Terug aan wal blijken naast de jonge vis ook een fraaie zeelt en een snoek van een halve meter in de teil te zitten. Geen verkeerd resultaat, maar met de zegen zijn – zoals Gerard al had voorspeld – veel meer grote vissen gevangen: snoeken, snoekbaarzen, brasems, zeelten en een enorme schubkarper. De verschillende soorten zijn al verdeeld over hun ‘eigen’ teilen. Bij de bus legt een medewerker alle vissen één voor een op de meetplank, waarbij hij de soortnaam en lengte van de vis roept. Een collega weegt de vis, meldt het gewicht en zet de vis vervolgens in een laatste teil. Gerard noteert ondertussen alle gegevens. Met enige regelmaat wordt de teil met reeds vastgelegde vissen bij de trailerhelling geleegd.

“Het laatste visserijkundige onderzoek dat we hier lieten uitvoeren dateert alweer uit 2007”, vertelt voorzitter Gert-Jan Rebel van Hengelsportvereniging Naarden-Bussum terwijl hij over de vestinggrachten tuurt. “We vonden het dus wel weer eens tijd voor een nieuwe check door Sportvisserij Nederland. Over het algemeen is het visbestand hier gevarieerd en gezond, maar met de leeftijdsopbouw lijkt iets mis te zijn. Voorns van 15 tot 25 centimeter vangen we bijvoorbeeld nog maar nauwelijks. Vooral witvissers, zoals ik, vinden dat jammer. De forse vangstgewichten bij onze wedstrijden zijn vooral te danken aan grote brasems. We zijn benieuwd wat dit onderzoek uitwijst en wat voor tips en adviezen we van Sportvisserij Nederland krijgen.”

DRIE DAGEN ONDERZOEK
Een paar meter verderop zijn de veldploeg van Sportvisserij Nederland en een handvol vrijwilligers van de vereniging druk doende met het voorbereidende werk. Geroutineerd zetten ze grote plastic teilen, schepnetten en andere materialen klaar, zodat het meet- en weegproces direct van start kan zodra de eerste vangst arriveert. Met behulp van een waterpomp worden de teilen gevuld met water. “Dit is de eerste van drie dagen vissen”, vertelt Gerard de Laak, adviseur viswater bij Sportvisserij Nederland, terwijl hij zijn notitieformulieren klaarlegt. “Vandaag vissen we in de buitengracht, morgen in de binnengracht en overmorgen in het noordelijke deel van Naarden – in totaal wel op zo’n twintig plekken.” 

MET ZEGEN ÉN STROOM
Wijzend op de boten bij de trailerhelling legt Gerard uit dat zijn ploeg op twee manieren gaat vissen. “Met één boot zetten we op de open delen van het water een groot net (de ‘zegen’) uit dat we vervolgens bij de oever weer binnentrekken. Met de kleinere boot vissen we gericht de oeverzones af met behulp van schepnetten die onder stroom staan (elektrovissen). Die stroom verdooft plaatselijk de aanwezige vissen, waardoor ze naar boven komen en eenvoudig uit het water te scheppen zijn. Alle vis gaat aan boord in een teil; ook soorten die niet direct interessant zijn voor de hengelsport. Elke soort zegt namelijk iets over de waterkwaliteit. En zeker ook van bijzondere soorten willen we graag de verspreiding in Nederland weten.”

Alle vissen worden gemeten, gewogen en geregistreerd

NIET ALTIJD
GAAN VISSEN
Niet alle aanvragen van hengelsportverenigingen voor een visserijkundig onderzoek worden gehonoreerd. “Soms is alleen een telefoontje al genoeg”, stelt Gerard de Laak onomwonden. “Voordat we met de veldploeg op pad gaan willen we altijd eerst begrijpen wat er speelt. Als een vereniging bijvoorbeeld aangeeft dat in hun water een dikke baggerlaag is ontstaan en de vangsten sindsdien drastisch zijn teruggelopen, weten we al wat er mis is. Dan heeft een visserijkundig onderzoek nauwelijks zin. In plaats daarvan adviseren we dan meestal meteen om bepaalde maatregelen te treffen, bijvoorbeeld het verwijderen van die bagger of het plaatsen van een beluchter. Als een visserijkundig onderzoek wél zinvol lijkt, bepalen we in overleg met de vereniging in kwestie waar, met welke methode(s) en wanneer we gaan vissen. In totaal doen we doorgaans zo’n dertig onderzoeken per jaar, waarbij het zwaartepunt van deze werkzaamheden in de winter ligt.” 

Met de zegen wordt het open water bevist.

MIDDELGROTE VOORN
“Je ziet het: nauwelijks middelgrote voorn”, zegt Gert-Jan ietwat teleurgesteld zodra de kleinste vissen allemaal zijn gemeten en gewogen. “Wij denken dat predatie door aalscholvers de belangrijkste oorzaak is dat deze lengteklasse vrijwel ontbreekt. De laatste jaren zit hier een vaste groep van dertig tot veertig vogels – en soms wel het tienvoudige. Die jagen de hele dag door. Wat ook niet helpt is dat het waterschap de oevers hier traditioneel – dus nogal rigoureus – maait. Daardoor bieden de oeverzones relatief weinig schuilgelegenheid voor jonge vis, die zich juist graag in rietkragen en tussen andere waterplanten verstopt voor roofvis en visetende vogels. We overwegen al enige tijd om vissenbossen te plaatsen, maar willen eerst de resultaten van dit onderzoek afwachten.” 

GEWELDIGE ZEELTSTAND
Zodra de teil vol met bakken van zeelten aan de beurt is, komt iedereen iets dichterbij staan. “Wat blijven het toch een prachtige vissen hè,” mompelt Gert-Jan. “Nee, over deze soort hebben we eigenlijk nooit te klagen gehad – en ik ben nu al bijna twintig jaar voorzitter. Dat de zeelt het hier zo goed doet komt waarschijnlijk door de ondiepere uitlopers van het water met meer bagger en waterplanten, zoals onder andere hoornblad, gele plomp en waterlelie. Daar wroeten zeelten graag tussen op zoek naar voedsel zoals slakjes en muggenlarven. Op initiatief van een groepje fanatieke karpervissers dat zich actief voor de vereniging inzet, is sinds 2010 ook enkele malen karper uitgezet. Mogelijk is die grote schub een van die uitgezette vissen.” 

RESULTATEN DELEN
“De voorn is een aandachtspunt, maar over het algemeen wijst de vangst toch weer op een mooie visstand”, vervolgt Gert-Jan als alle vissen even later weer zwemmen en de boten zijn uitgevaren voor de tweede ronde. “Ik kijk nu al uit naar het eindrapport  van Sportvisserij Nederland. Vorig jaar hebben ze hier ook een biologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij onder meer het zuurstofgehalte en de pH (zuurgraad)  zijn gemeten. De bevindingen, conclusies en aanbevelingen uit deze twee onderzoeken gaan we ook communiceren naar de gemeente, het waterschap, het Goois Natuurreservaat en de Stichting Monumentenbeheer. Want door de kennis van ons water met al die ‘partners’ te delen, krijgen we eerder steun voor maatregelen om de visstand gezond én interessant te houden.”

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm