VISblad TV is hét You­Tube-visprogramma van Sportvisserij ­Nederland, bedoeld om sportvissers te enthou­siasmeren, ­te inspireren en kennis te laten ­maken met nieuwe ­vis­technieken en mooie viswateren in heel Nederland.

TEKST: JORAN BAL > FOTOGRAFIE: SANDER BOER > CAMERA: BLACKWATER FILMS

Aan de grote rivieren kom je niet zoveel feedervissers tegen. Dat is volgens Levi van Delft (47) een gemiste kans. Want hoewel het aan de rivier zeker niet de gemakkelijkste visserij is, kan die wel hele mooie verrassingen voor je in petto hebben. Aan de Lek bij Jaarsveld doet hij de ins en outs van het grove feederwerk op stromend water uit de doeken.

FEEDERVISSEN
Voor bikkels

Bij het feederen op de rivier mag het best zwaar en grof aangezien er hier toch geen sprake is van dressuur

>> GROVER DAN GEBRUIKELIJK

Feedervissen op de rivier is niet bepaald fijnzinnig. Vanwege de omstandigheden – zowel boven als onder water – ben je genoodzaakt om grover te vissen dan vaak gebruikelijk is. Dit betekent stevig materiaal. Zo zijn feederhengels van vier meter en langer met een werpgewicht tot 100 à 120 gram een must. Die zijn stugger en maken het mogelijk om zware korven ver weg te zetten. De lengte heb je zeker op een strekdam ook nodig om de vis weg te kunnen houden uit de basaltkeien voor je voeten. Kies voor een bijpassend formaat molen met een grote spoel, forse inhaalsnelheid en een stevige as. Spoel daarop een hoofdlijn van 8/00 gevlochten hoofdlijn of – bij harde stroming – 28/00 nylon voor minder druk op de lijn (braid zuigt zich namelijk vol met water). Monteer een voorslag van 28/00 - 30/00 nylon van 2,5 tot 3 maal de hengellengte. Dit beschermt niet alleen tegen slijtage door mosseltjes en basaltkeien op het talud, maar zorgt er ook voor dat niet alle druk van de worp (zware korven, grote afstand) op de knoop komt te liggen. Bevestig hier een 15/00 tot 17/00 nylon onderlijn aan. De standaard lengte van de onderlijn bedraagt 80 cm. Mis je veel aanbeten? Kort de onderlijn dan in tot zo’n 50 cm. Dit geeft de vis minder ruimte om met het aas te spelen, zodat die zich sneller prikt op het gewicht van de korf.

Vlak voor de stroomnaad, bovenaan het talud naar de vaargeul, kiest Levi zijn stek waar hij gericht mikt op voorn

Voor de voorn zijn floaters (maden die  drijvend zijn gemaakt door ze in een  laagje water te zetten) interessant omdat  deze verleidelijk in de stroming bewegen. Je kunt het aas desgewenst extra pimpen met een rood bolletje plastic.

Het zware, grove en kleverige voer is verrijkt met gekleurde broodkruimels om de aandacht van de voorn te trekken.

LANGE ÉN KORTE LIJN
Na nog een tikje waar hij op misslaat, kakt de boel in. Ook enkele aaswissels mogen niet baten. “Het tij kentert, wat betekent dat de stroming straks minder sterk wordt door het opkomende water.” Daarom besluit Levi een tweede hengel klaar te maken voor een andere stek. “Met behulp van de distance sticks zet ik de lijn op twintig meter in de clip. Mogelijk dat de vis wat verder in het kribvak te vinden is.” Dichter bij de kant is het tussen de keien op de bodem wel even zoeken naar een ‘schoon’ stukje zand. “Tussen de stenen blijft het voer wel beter liggen, maar je wilt de korf plus onderlijn ook zonder problemen binnen kunnen draaien.” Zodra hij de plek heeft bepaald, gaan ook hier wat korfjes met voer naartoe. Vervolgens bevist Levi de korte lijn zo’n tien minuten, voordat hij besluit om terug te schakelen naar de stek op iets meer dan veertig meter afstand. “Als er kortbij vis zat, dan had ik al een aanbeet moeten krijgen. Zou ik hier langer blijven vissen, dan verwatert mijn eerder opgebouwde stek als het ware. En dat zou zonde zijn: voordat je die weer enigszins hebt hersteld ben je zo ruim een uur verder.”

DOORBIJTEN EN -VOEREN
De switch richting de stroomnaad levert niet direct vis op, maar geeft het vertrouwen wel een boost. De combinatie van twee maden plus een caster op de haak komt na de eerste worp iets aangevreten retour. Bij de volgende inzet is het wel raak: een voorn van hetzelfde formaat als de eerste vis mag kort even voor de camera poseren. Waar het vervolgens stiekem de verwachting is dat we nu snel meer actie gaan krijgen – voorns zwemmen doorgaans in scholen – blijft het echter stil. Angstvallig stil. Op een gegeven moment besluiten we dan ook om de tweede hengel voor de korte lijn er weer bij te pakken. Die zal ik voor mijn rekening nemen om zo de kans op vis voor de camera te vergroten. Daarbij vis ik in de slipstream van Levi, die nog altijd iedere vijf minuten een verse korf brengt. “Het is even doorbijten, maar we geven het niet op. Wie weet strijkt er straks ineens een schooltje vis neer op de stek. Je moet er dus voor zorgen dat er een gedekte tafel is, anders weet je zeker dat ze er direct weer vandoor gaan.”  

Een snijdende oostenwind raast over het grijze, koude water van de Lek bij Jaarsveld. Door de getijdenwerking – die helemaal tot aan de stuw bij Hagestein reikt – stroomt het afgaande water in een fluks tempo langs de kribben. “Zie je de stroomnaad lopen? Net daarvoor ga ik bodemonderzoek doen om te kijken of ik een schoon stuk kan vinden om mijn stek op te bouwen”, zegt Levi voordat hij de korf zo’n veertig meter weg zwiept. Door de voerkorf heel langzaam binnen te trekken ‘voelt’ hij de contouren van de bodem. Na een paar proefworpen heeft hij iets schuin stroomopwaarts een mooi plekje gevonden. “Dat is wel zo prettig, want je moet op de rivier rekening houden met de stroming. Die heeft invloed op de lijn en de korf, zodat je niet teveel naar rechts kunt inwerpen.” Ook bij het afstellen van de hengelsteun is hier rekening mee gehouden. “Die wijst naar links, want een gehaakte vis zal door de stroming doorgaans rechts van me binnen het bereik van het landingsnet komen. Zo zit de steun niet in de weg bij het scheppen.”

FOCUS OP VOORN
Als het zover komt dat het landingsnet te water gaat, zal hier naar alle waarschijnlijkheid een voorn of kolblei in belanden. “De brasem moet je verder weg zoeken, meer in de vaargeul. Maar gezien de stevige afvoer en kou van dit moment vermoed ik dat we meer kans op vis maken door in het kribvak te gaan vissen. Daar vind je voornamelijk voorns die in de regel graag wat meer de luwte opzoeken.” Daar past Levi dan ook zijn voer en aas op aan. Aan het vrij grove, zware en kleverige voer voegt hij behalve wat casters en hennep ook nog gele, oranje en rode gekleurde broodkruimels toe. “Die zijn wat zwaarder en blijven dus beter en wat langer op de stek liggen. Bovendien zijn voorns gek op felle kleuren.” Op het haakje maat 14 prikt hij vier ‘floaters’. “Dat zijn drijvende maden. Die heb ik gisteravond in een klein laagje water gezet, zodat ze zich volzuigen met lucht. Door een dotje van dit aas op de haak te bevestigen zal dit verleidelijk in de stroming dwarrelen. Een azende voorn zal deze hap zonder enige aarzeling naar binnen klappen.”

‘Een landingsnet met een lange steel is essentieel aan de rivier’

GROTE KLOMP ZILVER
Diep weggedoken in de kraag van onze jassen houden we de hengeltoppen scherp in de gaten. Plotsklaps grist Levi zijn hengel uit de steun. “Hangen! Dit was een mooie aanbeet, joh. Hij trok de korf in één keer los van de bodem.” Gezien het feit dat zijn hengel aardig krom trekt, schieten de verwachtingen voor wat betreft het formaat van de vis direct omhoog. Met het net in de aanslag volg ik aandachtig de koers van de lijn, zodat ik de vis kan landen wanneer het moment daar is. Zodra de voorn binnen bereik is gaat het net eronder en klinkt er een juichkreet over de Lek. “Wat een prachtige bonk zilver. Dit zijn de vissen die ik hier graag vang”, zegt Levi opgetogen. “Zulke dikke en hoog gebouwde voorns kom je vrijwel alleen ’s winters op de rivier tegen – en ze kunnen bovendien nog een slag groter worden dan deze.” Dat dit klopt als een bus, blijkt in het vervolg van deze sessie. Na een tijdje blauwbekken wordt ons geduld namelijk nogmaals beloond. Ben je benieuwd naar wat er boven water komt? Bekijk dan snel de nieuwe aflevering van VISblad TV op youtube.com/sportvisserijnl of facebook.com/sportvisserijnl.

‘Doorgaans  is afgaand water de  beste tijd om te gaan vissen – check online de waterstand om te zien hoe laat het op je stek hoog- en laagwater is’

STEK OPSTARTEN
Na vier korfjes te hebben gebracht om de stek op te starten, gaat de hengel na de vijfde worp als een soort luchtafweergeschut in de steun – zo ligt er minder lijn in het water. Vanaf dat moment staat de feedertop niet stil. De 60-grams korf (waarvan de ankers zijn afgeknipt) blijft in de stroming niet vast op zijn plek liggen, maar verplaatst zich langzaam stroomafwaarts. Ook de forse windvlagen doen de hengeltop soms iets doorbuigen. “Zo’n actieve presentatie is killing wanneer je op brasem mikt, maar voor de voorn is dit prima”, stelt Levi ons gerust. “Bovendien zijn de aanbeten doorgaans bijzonder overtuigend: de top klapt haast dubbel, of hij veert juist terug omdat de vis het aas en de korf ‘oppakt’.” Gespannen turen we naar het oranje topje, maar voorlopig ontbreekt ieder teken van leven. Niet alleen bij deze inzet, maar ook in de reeks worpen die volgen. “Op de rivier blijft er vanwege de stroming maar weinig voer op de stek liggen. Het duurt dan ook even voordat je die hebt opgebouwd.”

VOORTEKEN VANGST
Daarom hanteert Levi een strak ritme waarin hij om de vijf minuten – die hij timet met behulp van een stopwatch, met visteller, die op een steun bevestigd zit – een volle korf brengt. “Van het aas op de haak hebben ze niet gesnoept”, wijst hij op de nog intacte floaters. “Straks maar eens kijken of ze wellicht liever een caster of worm willen hebben”, loopt de gelouterde feedervisser vooruit op de te volgen tactiek. De aaswissel blijft voorlopig echter uit: na een tikje op de top blijken de maden te zijn geplet en leeggezogen. Dit veelbelovende voorteken kondigt niet veel later de eerste vis aan. Een voorn van bescheiden formaat belandt geroutineerd in het net. “Op deze basaltkeien is behalve een speciaal platform om de seatbox stevig te positioneren ook een landingsnet met een lange steel essentieel. En hoewel het voor deze vis niet noodzakelijk is, moet het net ruim van formaat zijn. Je kunt op de rivier echt grote vissen tegenkomen. Brasems, voorns, kolbleien en windes die niet in een standaard pannet passen. Zeker die kanjers wil je probleemloos kunnen landen”, tipt Levi.

‘De vangsten aan de rivier zijn vaak erg grillig: de ene dag vang je alleen maar grote voorns, de volgende sessie pak je vooral brasem en dan weer volop windes dat wispelturige karakter maakt het feederen hier zo uitdagend én verrassend’

Traditionele gaaskorven kun je afplakken met duct tape zodat het voer minder snel uit de korf komt

>> STEK- EN KORFKEUZE

Brasem ligt bij voorkeur in de stroming van de rivier, terwijl je in de luwte van het kribvak meer kans maakt op voorn en kolblei. Kies je een stek op een gedeelte van de rivier zonder kribben, dan gok je dus automatisch op een brasemvisserij. Ga je daarentegen op een stuk rivier aan de slag waar wel kribben aanwezig zijn, dan kun je op twee paarden wedden. Ver weg vis je in de vaargeul op brasem, terwijl je in het kribvak op voorn en kolblei mikt. In dat laatste geval is het wel een kwestie van beide lijnen regelmatig aanvoeren, zodat je desgewenst op ieder moment kunt switchen.

Behalve de stekkeuze is ook het type voerkorf van belang inzake welke vissoort je wilt vangen. Zo is het met name voor de brasem vaak belangrijk om geblokt te vissen. Die wil het aas namelijk mooi plat op de bodem gepresenteerd hebben. Dit betekent dat je in de regel met wat zwaardere korven, die vaak ook zijn voorzien van ankers, aan de slag gaat. Qua type aas kun je naast de worm – het aas bij uitstek voor de brasem – bijvoorbeeld ook een maïskorrel op de haak prikken. Deze aassoort is wat grover en blijft in de stroming beter op de bodem liggen. Een korf die in de stroming af en toe over de bodem rolt, werkt juist beter voor voorn en kolblei – zeker in combinatie met een dotje drijvende maden op de haak. 

FEEDERVISSEN
Voor bikkels

VISblad TV is hét You­Tube-visprogramma van Sportvisserij ­Nederland, bedoeld om sportvissers te enthou­siasmeren, ­te inspireren en kennis te laten ­maken met nieuwe ­vis­technieken en mooie viswateren in heel Nederland.

TEKST: JORAN BAL > FOTOGRAFIE: SANDER BOER > CAMERA: BLACKWATER FILMS

Aan de grote rivieren kom je niet zoveel feedervissers tegen. Dat is volgens Levi van Delft (47) een gemiste kans. Want hoewel het aan de rivier zeker niet de gemakkelijkste visserij is, kan die wel hele mooie verrassingen voor je in petto hebben. Aan de Lek bij Jaarsveld doet hij de ins en outs van het grove feederwerk op stromend water uit de doeken.

GROTE KLOMP ZILVER
Diep weggedoken in de kraag van onze jassen houden we de hengeltoppen scherp in de gaten. Plotsklaps grist Levi zijn hengel uit de steun. “Hangen! Dit was een mooie aanbeet, joh. Hij trok de korf in één keer los van de bodem.” Gezien het feit dat zijn hengel aardig krom trekt, schieten de verwachtingen voor wat betreft het formaat van de vis direct omhoog. Met het net in de aanslag volg ik aandachtig de koers van de lijn, zodat ik de vis kan landen wanneer het moment daar is. Zodra de voorn binnen bereik is gaat het net eronder en klinkt er een juichkreet over de Lek. “Wat een prachtige bonk zilver. Dit zijn de vissen die ik hier graag vang”, zegt Levi opgetogen. “Zulke dikke en hoog gebouwde voorns kom je vrijwel alleen ’s winters op de rivier tegen – en ze kunnen bovendien nog een slag groter worden dan deze.” Dat dit klopt als een bus, blijkt in het vervolg van deze sessie. Na een tijdje blauwbekken wordt ons geduld namelijk nogmaals beloond. Ben je benieuwd naar wat er boven water komt? Bekijk dan snel de nieuwe aflevering van VISblad TV op youtube.com/sportvisserijnl of facebook.com/sportvisserijnl.

‘Een landingsnet met een lange steel is essentieel aan de rivier’

Bij het feederen op de rivier mag het best zwaar en grof aangezien er hier toch geen sprake is van dressuur

Vlak voor de stroomnaad, bovenaan het talud naar de vaargeul, kiest Levi zijn stek waar hij gericht mikt op voorn

Voor de voorn zijn floaters (maden die  drijvend zijn gemaakt door ze in een  laagje water te zetten) interessant omdat  deze verleidelijk in de stroming bewegen. Je kunt het aas desgewenst extra pimpen met een rood bolletje plastic.

LANGE ÉN KORTE LIJN
Na nog een tikje waar hij op misslaat, kakt de boel in. Ook enkele aaswissels mogen niet baten. “Het tij kentert, wat betekent dat de stroming straks minder sterk wordt door het opkomende water.” Daarom besluit Levi een tweede hengel klaar te maken voor een andere stek. “Met behulp van de distance sticks zet ik de lijn op twintig meter in de clip. Mogelijk dat de vis wat verder in het kribvak te vinden is.” Dichter bij de kant is het tussen de keien op de bodem wel even zoeken naar een ‘schoon’ stukje zand. “Tussen de stenen blijft het voer wel beter liggen, maar je wilt de korf plus onderlijn ook zonder problemen binnen kunnen draaien.” Zodra hij de plek heeft bepaald, gaan ook hier wat korfjes met voer naartoe. Vervolgens bevist Levi de korte lijn zo’n tien minuten, voordat hij besluit om terug te schakelen naar de stek op iets meer dan veertig meter afstand. “Als er kortbij vis zat, dan had ik al een aanbeet moeten krijgen. Zou ik hier langer blijven vissen, dan verwatert mijn eerder opgebouwde stek als het ware. En dat zou zonde zijn: voordat je die weer enigszins hebt hersteld ben je zo ruim een uur verder.”

DOORBIJTEN EN -VOEREN
De switch richting de stroomnaad levert niet direct vis op, maar geeft het vertrouwen wel een boost. De combinatie van twee maden plus een caster op de haak komt na de eerste worp iets aangevreten retour. Bij de volgende inzet is het wel raak: een voorn van hetzelfde formaat als de eerste vis mag kort even voor de camera poseren. Waar het vervolgens stiekem de verwachting is dat we nu snel meer actie gaan krijgen – voorns zwemmen doorgaans in scholen – blijft het echter stil. Angstvallig stil. Op een gegeven moment besluiten we dan ook om de tweede hengel voor de korte lijn er weer bij te pakken. Die zal ik voor mijn rekening nemen om zo de kans op vis voor de camera te vergroten. Daarbij vis ik in de slipstream van Levi, die nog altijd iedere vijf minuten een verse korf brengt. “Het is even doorbijten, maar we geven het niet op. Wie weet strijkt er straks ineens een schooltje vis neer op de stek. Je moet er dus voor zorgen dat er een gedekte tafel is, anders weet je zeker dat ze er direct weer vandoor gaan.”  

>> GROVER DAN GEBRUIKELIJK

Feedervissen op de rivier is niet bepaald fijnzinnig. Vanwege de omstandigheden – zowel boven als onder water – ben je genoodzaakt om grover te vissen dan vaak gebruikelijk is. Dit betekent stevig materiaal. Zo zijn feederhengels van vier meter en langer met een werpgewicht tot 100 à 120 gram een must. Die zijn stugger en maken het mogelijk om zware korven ver weg te zetten. De lengte heb je zeker op een strekdam ook nodig om de vis weg te kunnen houden uit de basaltkeien voor je voeten. Kies voor een bijpassend formaat molen met een grote spoel, forse inhaalsnelheid en een stevige as. Spoel daarop een hoofdlijn van 8/00 gevlochten hoofdlijn of – bij harde stroming – 28/00 nylon voor minder druk op de lijn (braid zuigt zich namelijk vol met water). Monteer een voorslag van 28/00 - 30/00 nylon van 2,5 tot 3 maal de hengellengte. Dit beschermt niet alleen tegen slijtage door mosseltjes en basaltkeien op het talud, maar zorgt er ook voor dat niet alle druk van de worp (zware korven, grote afstand) op de knoop komt te liggen. Bevestig hier een 15/00 tot 17/00 nylon onderlijn aan. De standaard lengte van de onderlijn bedraagt 80 cm. Mis je veel aanbeten? Kort de onderlijn dan in tot zo’n 50 cm. Dit geeft de vis minder ruimte om met het aas te spelen, zodat die zich sneller prikt op het gewicht van de korf.

Traditionele gaaskorven kun je afplakken met duct tape zodat het voer minder snel uit de korf komt

‘De vangsten aan de rivier zijn vaak erg grillig: de ene dag vang je alleen maar grote voorns, de volgende sessie pak je vooral brasem en dan weer volop windes

dat wispelturige karakter maakt het feederen hier zo uitdagend én verrassend’

Het zware, grove en kleverige voer is verrijkt met gekleurde broodkruimels om de aandacht van de voorn te trekken.

>> STEK- EN KORFKEUZE

Brasem ligt bij voorkeur in de stroming van de rivier, terwijl je in de luwte van het kribvak meer kans maakt op voorn en kolblei. Kies je een stek op een gedeelte van de rivier zonder kribben, dan gok je dus automatisch op een brasemvisserij. Ga je daarentegen op een stuk rivier aan de slag waar wel kribben aanwezig zijn, dan kun je op twee paarden wedden. Ver weg vis je in de vaargeul op brasem, terwijl je in het kribvak op voorn en kolblei mikt. In dat laatste geval is het wel een kwestie van beide lijnen regelmatig aanvoeren, zodat je desgewenst op ieder moment kunt switchen.

Behalve de stekkeuze is ook het type voerkorf van belang inzake welke vissoort je wilt vangen. Zo is het met name voor de brasem vaak belangrijk om geblokt te vissen. Die wil het aas namelijk mooi plat op de bodem gepresenteerd hebben. Dit betekent dat je in de regel met wat zwaardere korven, die vaak ook zijn voorzien van ankers, aan de slag gaat. Qua type aas kun je naast de worm – het aas bij uitstek voor de brasem – bijvoorbeeld ook een maïskorrel op de haak prikken. Deze aassoort is wat grover en blijft in de stroming beter op de bodem liggen. Een korf die in de stroming af en toe over de bodem rolt, werkt juist beter voor voorn en kolblei – zeker in combinatie met een dotje drijvende maden op de haak. 

STEK OPSTARTEN
Na vier korfjes te hebben gebracht om de stek op te starten, gaat de hengel na de vijfde worp als een soort luchtafweergeschut in de steun – zo ligt er minder lijn in het water. Vanaf dat moment staat de feedertop niet stil. De 60-grams korf (waarvan de ankers zijn afgeknipt) blijft in de stroming niet vast op zijn plek liggen, maar verplaatst zich langzaam stroomafwaarts. Ook de forse windvlagen doen de hengeltop soms iets doorbuigen. “Zo’n actieve presentatie is killing wanneer je op brasem mikt, maar voor de voorn is dit prima”, stelt Levi ons gerust. “Bovendien zijn de aanbeten doorgaans bijzonder overtuigend: de top klapt haast dubbel, of hij veert juist terug omdat de vis het aas en de korf ‘oppakt’.” Gespannen turen we naar het oranje topje, maar voorlopig ontbreekt ieder teken van leven. Niet alleen bij deze inzet, maar ook in de reeks worpen die volgen. “Op de rivier blijft er vanwege de stroming maar weinig voer op de stek liggen. Het duurt dan ook even voordat je die hebt opgebouwd.”

VOORTEKEN VANGST
Daarom hanteert Levi een strak ritme waarin hij om de vijf minuten – die hij timet met behulp van een stopwatch, met visteller, die op een steun bevestigd zit – een volle korf brengt. “Van het aas op de haak hebben ze niet gesnoept”, wijst hij op de nog intacte floaters. “Straks maar eens kijken of ze wellicht liever een caster of worm willen hebben”, loopt de gelouterde feedervisser vooruit op de te volgen tactiek. De aaswissel blijft voorlopig echter uit: na een tikje op de top blijken de maden te zijn geplet en leeggezogen. Dit veelbelovende voorteken kondigt niet veel later de eerste vis aan. Een voorn van bescheiden formaat belandt geroutineerd in het net. “Op deze basaltkeien is behalve een speciaal platform om de seatbox stevig te positioneren ook een landingsnet met een lange steel essentieel. En hoewel het voor deze vis niet noodzakelijk is, moet het net ruim van formaat zijn. Je kunt op de rivier echt grote vissen tegenkomen. Brasems, voorns, kolbleien en windes die niet in een standaard pannet passen. Zeker die kanjers wil je probleemloos kunnen landen”, tipt Levi.

‘Doorgaans  is afgaand water de  beste tijd om te gaan vissen – check online de waterstand om te zien hoe laat het op je stek hoog- en laagwater is’

Een snijdende oostenwind raast over het grijze, koude water van de Lek bij Jaarsveld. Door de getijdenwerking – die helemaal tot aan de stuw bij Hagestein reikt – stroomt het afgaande water in een fluks tempo langs de kribben. “Zie je de stroomnaad lopen? Net daarvoor ga ik bodemonderzoek doen om te kijken of ik een schoon stuk kan vinden om mijn stek op te bouwen”, zegt Levi voordat hij de korf zo’n veertig meter weg zwiept. Door de voerkorf heel langzaam binnen te trekken ‘voelt’ hij de contouren van de bodem. Na een paar proefworpen heeft hij iets schuin stroomopwaarts een mooi plekje gevonden. “Dat is wel zo prettig, want je moet op de rivier rekening houden met de stroming. Die heeft invloed op de lijn en de korf, zodat je niet teveel naar rechts kunt inwerpen.” Ook bij het afstellen van de hengelsteun is hier rekening mee gehouden. “Die wijst naar links, want een gehaakte vis zal door de stroming doorgaans rechts van me binnen het bereik van het landingsnet komen. Zo zit de steun niet in de weg bij het scheppen.”

FOCUS OP VOORN
Als het zover komt dat het landingsnet te water gaat, zal hier naar alle waarschijnlijkheid een voorn of kolblei in belanden. “De brasem moet je verder weg zoeken, meer in de vaargeul. Maar gezien de stevige afvoer en kou van dit moment vermoed ik dat we meer kans op vis maken door in het kribvak te gaan vissen. Daar vind je voornamelijk voorns die in de regel graag wat meer de luwte opzoeken.” Daar past Levi dan ook zijn voer en aas op aan. Aan het vrij grove, zware en kleverige voer voegt hij behalve wat casters en hennep ook nog gele, oranje en rode gekleurde broodkruimels toe. “Die zijn wat zwaarder en blijven dus beter en wat langer op de stek liggen. Bovendien zijn voorns gek op felle kleuren.” Op het haakje maat 14 prikt hij vier ‘floaters’. “Dat zijn drijvende maden. Die heb ik gisteravond in een klein laagje water gezet, zodat ze zich volzuigen met lucht. Door een dotje van dit aas op de haak te bevestigen zal dit verleidelijk in de stroming dwarrelen. Een azende voorn zal deze hap zonder enige aarzeling naar binnen klappen.”

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm