Sommige snoeken
zijn wat voorzichtig, andere juist nieuwsgierig en meer brutaal. Die individuele verschillen bepalen ook welke type snoek op kunstaas duikt of dat Esox lucius daarentegen liever
kiest voor dood aas.
TEKST: ARNO VAN ’T HOOG
BEELD: SANDER BOER
BIJVANGST
NOORD-AZIATISCHE MODDERKRUIPER
Duitse onderzoekers hebben recentelijk de karaktereigenschappen en prooivoorkeur onderzocht bij snoeken in de Mindelsee. Dit water in Zuid-Duitsland is twee kilometer lang, vijfhonderd meter breed en gemiddeld 8,5 meter diep. Er zwemt snoek, baars, brasem, voorn en meerval, maar groeien niet veel waterplanten. Dat maakt het water ideaal water om te trollen met kunstaas of dood aas. Hiervoor gebruikten de onderzoekers een dode blankvoorn van 14 centimeter of een even groot stuk rubber kunstaas dat sprekend op een voorn lijkt. Het aas werd achter een boot met onderwatercamera’s gesleept. Zo kon worden bekeken hoe lang een snoek het aas volgt. Ook het gedrag na de aanbeet en het lossen van het aas werden zo in beeld gebracht.
UITERLIJK EN GEUR
Het kostte de wetenschappers aardig wat tijd om genoeg snoeken te vangen voor hun onderzoek. Met kunstaas stond de teller na 28 uur en 87 kilometer varen op zestien snoeken in de boot. De rig met dood aas leverde na 15 uur en 45 kilometer varen al hetzelfde aantal gevangen snoeken op. De verklaring voor dit aanzienlijke verschil zit hem in het uiterlijk en de geur die een dode aasvis verspreidt. Bij natuurlijk aas gaan snoeken sneller over tot de aanval en nemen ze daarbij vaker de hele prooi in de bek. Het duurt ook een stuk langer voordat ze een poging doen om het aas kwijt te raken en te ontsnappen. Kunstaas trok in eerste instantie wel de aandacht van meer snoeken, zo zagen de onderzoekers op de onderwatercamera, maar een flink aantal van deze vissen ging vervolgens niet over tot de aanval. En als ze het kunstaas wel grijpen, weten ze dit ook vaker te lossen: twee van de drie snoeken die op het kunstaas dook wist daarna alsnog te ontsnappen, tegenover dertig procent van de aanbeten op een dode aasvis.
OPVALLEND VERSCHIL
Na de vangst werden de snoeken overgebracht naar een forse netkooi met daarin drie blankvoorns. Dit zodat de onderzoekers konden volgen hoe snel elke snoek na te zijn gevangen in een nieuwe omgeving weer gaat jagen. Daarbij kwamen opvallende verschillen aan het licht. De snoeken die met kunstaas waren gevangen gingen eerder over tot de orde van de dag: ze zwommen snel weer rond en gingen op jacht naar blankvoorn. Dit laat zien dat je met kunstaas eerder de brutalere en nieuwsgierige snoeken vangt. De onderzoekers waarschuwen dat het een probleem kan vormen als dit soort ‘stoere’ snoeken na de vangst niet wordt teruggezet. Dan kan een bepaalde karaktereigenschap uit een water verdwijnen. Ten slotte merken ze droogjes op dat je slepend met dood aas veel gemakkelijker een snoek vangt dan met kunstaas, maar het is de vraag of die vlieger op andere wateren ook opgaat.
Duitse onderzoekers hebben recentelijk de karaktereigenschappen en prooivoorkeur onderzocht bij snoeken in de Mindelsee. Dit water in Zuid-Duitsland is twee kilometer lang, vijfhonderd meter breed en gemiddeld 8,5 meter diep. Er zwemt snoek, baars, brasem, voorn en meerval, maar groeien niet veel waterplanten. Dat maakt het water ideaal water om te trollen met kunstaas of dood aas. Hiervoor gebruikten de onderzoekers een dode blankvoorn van 14 centimeter of een even groot stuk rubber kunstaas dat sprekend op een voorn lijkt. Het aas werd achter een boot met onderwatercamera’s gesleept. Zo kon worden bekeken hoe lang een snoek het aas volgt. Ook het gedrag na de aanbeet en het lossen van het aas werden zo in beeld gebracht.
UITERLIJK EN GEUR
Het kostte de wetenschappers aardig wat tijd om genoeg snoeken te vangen voor hun onderzoek. Met kunstaas stond de teller na 28 uur en 87 kilometer varen op zestien snoeken in de boot. De rig met dood aas leverde na 15 uur en 45 kilometer varen al hetzelfde aantal gevangen snoeken op. De verklaring voor dit aanzienlijke verschil zit hem in het uiterlijk en de geur die een dode aasvis verspreidt. Bij natuurlijk aas gaan snoeken sneller over tot de aanval en nemen ze daarbij vaker de hele prooi in de bek. Het duurt ook een stuk langer voordat ze een poging doen om het aas kwijt te raken en te ontsnappen. Kunstaas trok in eerste instantie wel de aandacht van meer snoeken, zo zagen de onderzoekers op de onderwatercamera, maar een flink aantal van deze vissen ging vervolgens niet over tot de aanval. En als ze het kunstaas wel grijpen, weten ze dit ook vaker te lossen: twee van de drie snoeken die op het kunstaas dook wist daarna alsnog te ontsnappen, tegenover dertig procent van de aanbeten op een dode aasvis.
OPVALLEND VERSCHIL
Na de vangst werden de snoeken overgebracht naar een forse netkooi met daarin drie blankvoorns. Dit zodat de onderzoekers konden volgen hoe snel elke snoek na te zijn gevangen in een nieuwe omgeving weer gaat jagen. Daarbij kwamen opvallende verschillen aan het licht. De snoeken die met kunstaas waren gevangen gingen eerder over tot de orde van de dag: ze zwommen snel weer rond en gingen op jacht naar blankvoorn. Dit laat zien dat je met kunstaas eerder de brutalere en nieuwsgierige snoeken vangt. De onderzoekers waarschuwen dat het een probleem kan vormen als dit soort ‘stoere’ snoeken na de vangst niet wordt teruggezet. Dan kan een bepaalde karaktereigenschap uit een water verdwijnen. Ten slotte merken ze droogjes op dat je slepend met dood aas veel gemakkelijker een snoek vangt dan met kunstaas, maar het is de vraag of die vlieger op andere wateren ook opgaat.