TEKST & FOTOGRAFIE: BIRGER DOMEYER & SANDER BOER

Hoge waterstanden in de rivieren maken veel kantstekken ’s winters vaak tijdelijk onbereikbaar. Zodra het waterpeil daarna zakt, is Birger Domeyer aan de waterkant te vinden. Als de diverse hotspots weer boven water komen, kun je daar prima zaken doen wanneer je op snoekbaars mikt.

SNOEKBAARZEN NA HOOGWATER 

‘Bij hoogwater zoeken snoekbaarzen beschutte plekken op waar ze uit de stroming kunnen liggen, maar als het waterpeil daalt verspreiden ze zich weer richting de hoofdstroom’

Hoewel de winter traditioneel de periode is voor hoogwaterpieken, doen deze zich soms ook in andere jaargetijden voor.

De auteur met een snoekbaars van een stek die na hoogwater meerdere mooie vissen opleverde.

‘Kies drie interessante hotspots en bevis elke stek een uur of twee met verschillende soorten kunstaas en op verschillende tijdstippen’

>> OEVERZONE

Hoogwater zorgt op veel plekken voor een ontzettend sterke stroming. In dit scenario zal de snoekbaars niet snel in de hoofdstroom gaan liggen – dat kost immers te veel energie – maar juist rustigere plekken opzoeken. Kijk dus goed naar hoe de stroming loopt en waar die wordt onderbroken of veel minder sterk is. Zo is de oeverzone bij hoogwater ook een interessante plek. Daar stroomt het veel minder hard en bevindt zich vaak structuur in de vorm van stenen en begroeiing. De prooivis trekt hier naartoe en in het kielzog volgt vanzelfsprekend de roofvis. Mocht je aan de waterkant andere plekken spotten waar het minder hard of vrijwel niet stroomt, geef deze stekken dan zeker de kans.

SNELLER OF LANGZAMER?
Hoge waterstanden gaan meestal gepaard met een daling van de watertemperatuur – zeker als smeltwater en regen uit de Alpen de hoogwaterpiek voeden. Je zou dus kunnen denken dat je bijzonder langzaam moet vissen of ingewikkelde rigs nodig hebt. Mijn ervaring is echter dat je het simpel dient te houden: rustig jiggend vissen werkt in principe altijd; of het nu zomer of winter is. Als de snoekbaarzen ook maar enigszins actief zijn, zullen ze aanbijten. Dit betekent dat de keuze van het gewicht van de jigkop afhangt van de stek, stroming en waterdiepte. Zorg voor een goede controle nabij de bodem en afzinkfases van één tot drie seconden, dan zit je geramd. Praktisch gezien betekent dit dat je op de meeste stekken die (enigszins) uit de stroming liggen uit de voeten kunt met jigkoppen van 7 tot 15 gram. In combinatie met enkele 14-16 centimeter lange shads in verschillende kleuren ben je klaar om op pad te gaan. Door de variabelen zo klein mogelijk te houden en te vertrouwen op een beproefde aaspresentatie vis je met vertrouwen. Dat is heel belangrijk als je aan een woest stromende rivier staat. Mocht de vis ‘aanstaan’, dan is mijn advies om te gaan experimenteren met rigs en de aaspresentatie. Dit stelt je immers in staat om eventuele verschillen in het bijtgedrag op te merken. 

TWEEDE HOOGWATERGOLF
In de winter en het vroege voorjaar is het niet ongebruikelijk dat er kort na elkaar meerdere hoogwaterpieken voorkomen. Als dit scenario zich voordoet is met name de tweede hoogwatergolf interessant. Dit is eenvoudig te verklaren. De eerste hoogwaterpiek spoelt in eerste instantie al het losse vuil van de oevers de rivier in waardoor het water (vaak) veel te vies en troebel is. Vervolgens daalt het waterpeil gedurende ongeveer een week, maar na twee dagen van flinke regenval stijgt dit weer. Deze keer is het water echter lang niet zo troebel omdat de rivieroevers onlangs nog ‘gewassen’ zijn. Waar je in licht troebel water prima uit de voeten kunt met zacht kunstaas, is echt troebel water vaak te veel van het goede. De tweede hoogwatergolf is daarom meestal iets productiever dan de eerste. Houd de waterstanden in de grote rivieren de komende maanden dus goed in de gaten en zorg dat je op scherp staat als het waterpeil daalt!

Het is
in troebel water ook de moeite waard om te experimenteren met kunstaas in verschillende kleuren

Op deze plek kruist een ondiep kanaal (boven) met een rivier en zie je op de kaart duidelijk de steil aflopende rand van de rivierbedding. Dit zijn altijd goede plekken voor snoekbaars. 

Op deze plek kruist een ondiep kanaal (boven) met een rivier en zie je op de kaart duidelijk de steil aflopende rand van de rivierbedding. Dit zijn altijd goede plekken voor snoekbaars. 

LANGER DE TIJD NEMEN
Waar ik een stek normaal gesproken heel snel bevis – actieve vissen bijten vaak al bij de eerste worp(en) – blijf ik bij een hogere waterstand langer op dezelfde plek plakken. Dit omdat het in deze omstandigheden even kan duren voordat de snoekbaars het kunstaas opmerkt. Enerzijds omdat het water nog wat troebel is en de vis nu vooral op zijn zijlijnorgaan vertrouwt. Anderzijds omdat je in de relatief sterke stroming niet elke worp spatzuiver kunt vissen en het kunstaas daardoor soms pas na een poosje het gewenste traject volgt. Vis dus een tikje langzamer om de snoekbaars de tijd te geven een succesvolle aanval te plaatsen. Het is in troebel water ook de moeite waard om te experimenteren met kunstaas in verschillende kleuren en maten. Hoewel er geen vaste richtlijnen voor zijn op te stellen, moet de soft plastic soms heel fel van kleur zijn – oranje doet het bij tijd en wijle bijvoorbeeld prima. Qua formaat mag je in deze omstandigheden best flink opschalen. Vis wat groter dan je normaal gesproken doet en schakel over op forse shads van zo’n 14 tot 16 cm. Laat de V-staarten lekker in je tackle box zitten en kies voor een schoepstaart. Die zorgt voor een hoop trillingen en trekt daarmee zeker de aandacht van de snoekbaars.

SNELLER OF LANGZAMER?
Hoge waterstanden gaan meestal gepaard met een daling van de watertemperatuur – zeker als smeltwater en regen uit de Alpen de hoogwaterpiek voeden. Je zou dus kunnen denken dat je bijzonder langzaam moet vissen of ingewikkelde rigs nodig hebt. Mijn ervaring is echter dat je het simpel dient te houden: rustig jiggend vissen werkt in principe altijd; of het nu zomer of winter is. Als de snoekbaarzen ook maar enigszins actief zijn, zullen ze aanbijten. Dit betekent dat de keuze van het gewicht van de jigkop afhangt van de stek, stroming en waterdiepte. Zorg voor een goede controle nabij de bodem en afzinkfases van één tot drie seconden, dan zit je geramd. Praktisch gezien betekent dit dat je op de meeste stekken die (enigszins) uit de stroming liggen uit de voeten kunt met jigkoppen van 7 tot 15 gram. In combinatie met enkele 14-16 centimeter lange shads in verschillende kleuren ben je klaar om op pad te gaan. Door de variabelen zo klein mogelijk te houden en te vertrouwen op een beproefde aaspresentatie vis je met vertrouwen. Dat is heel belangrijk als je aan een woest stromende rivier staat. Mocht de vis ‘aanstaan’, dan is mijn advies om te gaan experimenteren met rigs en de aaspresentatie. Dit stelt je immers in staat om eventuele verschillen in het bijtgedrag op te merken. 

Hoogwater beperkt
je qua stekkeuze, maar zorgt er ook voor dat plekken die je onder normale omstandigheden links laat liggen interessant kunnen worden

In perioden van hoogwater verandert het aanzien van het rivierlandschap. Met de hoge afvoer verdwijnt er veel onder water. Ook tal van mooie visstekken zijn korte of langere tijd onbereikbaar. Hoewel veel snoekbaarsvissers zweren bij hoogwater, moet ik eerlijk toegeven dat mijn vangsten dan vaak wisselend zijn. In de periode dat het water stijgt en de stromingsdruk en troebelheid toenemen boek ik vaak goede resultaten, maar die productieve periode is zeer kort. Vaak slechts één dag. Als het waterpeil te snel stijgt – wat de regel is in onze sterk gekanaliseerde rivieren – spoelt er heel veel vuil de rivier in en wordt die veel te troebel. Dat bederft de bijtlust van de snoekbaars. Zodra de hoogste waterstand is bereikt en het waterpeil weer daalt, al is het maar voor een korte periode, breekt er echter een hele interessante periode aan. Het rivierwater is ‘mooi’ troebel, de snoekbaars ligt geconcentreerd en veel stekken zijn een poos niet bevist. Als snoekbaarsvisser is het zaak om die periode goed te benutten. Daarbij is het praktisch en prettig dat het in de regel enkele dagen tot weken duurt voordat het water zich terug heeft getrokken tot normale waarden.

KLASSIEKE STEKKEN
Aangezien er met het hoogwater een soort reset heeft plaatsgevonden is het vinden van een geschikte stek niet al te ingewikkeld. Haveningangen, openingen naar rivierplassen of kruisingen met een kanaal zijn nu geweldige plekken. Dit omdat ze gemakkelijk bereikbaar zijn – zelfs bij iets hogere waterstanden; in tegenstelling tot veel kribben die nog (deels) onder water staan – en een tijdje met rust zijn gelaten. Zelfs op zo’n hotspot zijn er plekken die er bovenuit springen, want niet overal zit snoekbaars. Heb ik de beschikking over dieptekaarten, dan ga ik van tevoren op zoek naar specifieke structuren. Waar botst de stroming ergens tegenaan en ontstaat er daardoor interessante turbulentie in het water? Dat laatste kan variëren van flink kolken tot een lichte ‘depressie’ aan de oppervlakte. Ook een subtiele onderbreking in de bodemstructuur kan als een magneet werken voor de snoekbaars. Een klein taludrandje wat het kunstaas een langere afzinkfase geeft of een hoopje stenen waar roofvis in een hinderlaag kan liggen zijn al voldoende. Dit soort plekken kun je opsporen met een dieptekaart, maar ook proefondervindelijk tijdens het vissen. Na een paar worpen op een stek krijg je al een redelijk idee van de bodemstructuur en kun je daar waardevolle conclusies uit trekken.

TEKST & FOTOGRAFIE:
BIRGER DOMEYER & SANDER BOER

Hoge waterstanden in de rivieren maken veel kantstekken ’s winters vaak tijdelijk onbereikbaar. Zodra het waterpeil daarna zakt, is Birger Domeyer aan de waterkant te vinden. Als de diverse hotspots weer boven water komen, kun je daar prima zaken doen wanneer je op snoekbaars mikt.

SNOEKBAARZEN
NA HOOGWATER 

Op deze plek kruist een ondiep kanaal (boven) met een rivier en zie je op de kaart duidelijk de steil aflopende rand van de rivierbedding. Dit zijn altijd goede plekken voor snoekbaars. 

‘Bij hoogwater zoeken snoekbaarzen beschutte plekken op waar ze uit de stroming kunnen liggen, maar als het waterpeil daalt verspreiden ze zich weer richting de hoofdstroom’

SNELLER OF LANGZAMER?
Hoge waterstanden gaan meestal gepaard met een daling van de watertemperatuur – zeker als smeltwater en regen uit de Alpen de hoogwaterpiek voeden. Je zou dus kunnen denken dat je bijzonder langzaam moet vissen of ingewikkelde rigs nodig hebt. Mijn ervaring is echter dat je het simpel dient te houden: rustig jiggend vissen werkt in principe altijd; of het nu zomer of winter is. Als de snoekbaarzen ook maar enigszins actief zijn, zullen ze aanbijten. Dit betekent dat de keuze van het gewicht van de jigkop afhangt van de stek, stroming en waterdiepte. Zorg voor een goede controle nabij de bodem en afzinkfases van één tot drie seconden, dan zit je geramd. Praktisch gezien betekent dit dat je op de meeste stekken die (enigszins) uit de stroming liggen uit de voeten kunt met jigkoppen van 7 tot 15 gram. In combinatie met enkele 14-16 centimeter lange shads in verschillende kleuren ben je klaar om op pad te gaan. Door de variabelen zo klein mogelijk te houden en te vertrouwen op een beproefde aaspresentatie vis je met vertrouwen. Dat is heel belangrijk als je aan een woest stromende rivier staat. Mocht de vis ‘aanstaan’, dan is mijn advies om te gaan experimenteren met rigs en de aaspresentatie. Dit stelt je immers in staat om eventuele verschillen in het bijtgedrag op te merken. 

TWEEDE HOOGWATERGOLF
In de winter en het vroege voorjaar is het niet ongebruikelijk dat er kort na elkaar meerdere hoogwaterpieken voorkomen. Als dit scenario zich voordoet is met name de tweede hoogwatergolf interessant. Dit is eenvoudig te verklaren. De eerste hoogwaterpiek spoelt in eerste instantie al het losse vuil van de oevers de rivier in waardoor het water (vaak) veel te vies en troebel is. Vervolgens daalt het waterpeil gedurende ongeveer een week, maar na twee dagen van flinke regenval stijgt dit weer. Deze keer is het water echter lang niet zo troebel omdat de rivieroevers onlangs nog ‘gewassen’ zijn. Waar je in licht troebel water prima uit de voeten kunt met zacht kunstaas, is echt troebel water vaak te veel van het goede. De tweede hoogwatergolf is daarom meestal iets productiever dan de eerste. Houd de waterstanden in de grote rivieren de komende maanden dus goed in de gaten en zorg dat je op scherp staat als het waterpeil daalt!

Op deze plek kruist een ondiep kanaal (boven) met een rivier en zie je op de kaart duidelijk de steil aflopende rand van de rivierbedding. Dit zijn altijd goede plekken voor snoekbaars. 

‘Kies drie interessante hotspots en bevis elke stek een uur of twee met verschillende soorten kunstaas en op verschillende tijdstippen’

>> OEVERZONE

Hoogwater zorgt op veel plekken voor een ontzettend sterke stroming. In dit scenario zal de snoekbaars niet snel in de hoofdstroom gaan liggen – dat kost immers te veel energie – maar juist rustigere plekken opzoeken. Kijk dus goed naar hoe de stroming loopt en waar die wordt onderbroken of veel minder sterk is. Zo is de oeverzone bij hoogwater ook een interessante plek. Daar stroomt het veel minder hard en bevindt zich vaak structuur in de vorm van stenen en begroeiing. De prooivis trekt hier naartoe en in het kielzog volgt vanzelfsprekend de roofvis. Mocht je aan de waterkant andere plekken spotten waar het minder hard of vrijwel niet stroomt, geef deze stekken dan zeker de kans.

Het is
in troebel water ook de moeite waard om te experimenteren met kunstaas in verschillende kleuren

LANGER DE TIJD NEMEN
Waar ik een stek normaal gesproken heel snel bevis – actieve vissen bijten vaak al bij de eerste worp(en) – blijf ik bij een hogere waterstand langer op dezelfde plek plakken. Dit omdat het in deze omstandigheden even kan duren voordat de snoekbaars het kunstaas opmerkt. Enerzijds omdat het water nog wat troebel is en de vis nu vooral op zijn zijlijnorgaan vertrouwt. Anderzijds omdat je in de relatief sterke stroming niet elke worp spatzuiver kunt vissen en het kunstaas daardoor soms pas na een poosje het gewenste traject volgt. Vis dus een tikje langzamer om de snoekbaars de tijd te geven een succesvolle aanval te plaatsen. Het is in troebel water ook de moeite waard om te experimenteren met kunstaas in verschillende kleuren en maten. Hoewel er geen vaste richtlijnen voor zijn op te stellen, moet de soft plastic soms heel fel van kleur zijn – oranje doet het bij tijd en wijle bijvoorbeeld prima. Qua formaat mag je in deze omstandigheden best flink opschalen. Vis wat groter dan je normaal gesproken doet en schakel over op forse shads van zo’n 14 tot 16 cm. Laat de V-staarten lekker in je tackle box zitten en kies voor een schoepstaart. Die zorgt voor een hoop trillingen en trekt daarmee zeker de aandacht van de snoekbaars.

SNELLER OF LANGZAMER?
Hoge waterstanden gaan meestal gepaard met een daling van de watertemperatuur – zeker als smeltwater en regen uit de Alpen de hoogwaterpiek voeden. Je zou dus kunnen denken dat je bijzonder langzaam moet vissen of ingewikkelde rigs nodig hebt. Mijn ervaring is echter dat je het simpel dient te houden: rustig jiggend vissen werkt in principe altijd; of het nu zomer of winter is. Als de snoekbaarzen ook maar enigszins actief zijn, zullen ze aanbijten. Dit betekent dat de keuze van het gewicht van de jigkop afhangt van de stek, stroming en waterdiepte. Zorg voor een goede controle nabij de bodem en afzinkfases van één tot drie seconden, dan zit je geramd. Praktisch gezien betekent dit dat je op de meeste stekken die (enigszins) uit de stroming liggen uit de voeten kunt met jigkoppen van 7 tot 15 gram. In combinatie met enkele 14-16 centimeter lange shads in verschillende kleuren ben je klaar om op pad te gaan. Door de variabelen zo klein mogelijk te houden en te vertrouwen op een beproefde aaspresentatie vis je met vertrouwen. Dat is heel belangrijk als je aan een woest stromende rivier staat. Mocht de vis ‘aanstaan’, dan is mijn advies om te gaan experimenteren met rigs en de aaspresentatie. Dit stelt je immers in staat om eventuele verschillen in het bijtgedrag op te merken. 

Hoogwater beperkt
je qua stekkeuze, maar zorgt er ook voor dat plekken die je onder normale omstandigheden links laat liggen interessant kunnen worden

In perioden van hoogwater verandert het aanzien van het rivierlandschap. Met de hoge afvoer verdwijnt er veel onder water. Ook tal van mooie visstekken zijn korte of langere tijd onbereikbaar. Hoewel veel snoekbaarsvissers zweren bij hoogwater, moet ik eerlijk toegeven dat mijn vangsten dan vaak wisselend zijn. In de periode dat het water stijgt en de stromingsdruk en troebelheid toenemen boek ik vaak goede resultaten, maar die productieve periode is zeer kort. Vaak slechts één dag. Als het waterpeil te snel stijgt – wat de regel is in onze sterk gekanaliseerde rivieren – spoelt er heel veel vuil de rivier in en wordt die veel te troebel. Dat bederft de bijtlust van de snoekbaars. Zodra de hoogste waterstand is bereikt en het waterpeil weer daalt, al is het maar voor een korte periode, breekt er echter een hele interessante periode aan. Het rivierwater is ‘mooi’ troebel, de snoekbaars ligt geconcentreerd en veel stekken zijn een poos niet bevist. Als snoekbaarsvisser is het zaak om die periode goed te benutten. Daarbij is het praktisch en prettig dat het in de regel enkele dagen tot weken duurt voordat het water zich terug heeft getrokken tot normale waarden.

KLASSIEKE STEKKEN
Aangezien er met het hoogwater een soort reset heeft plaatsgevonden is het vinden van een geschikte stek niet al te ingewikkeld. Haveningangen, openingen naar rivierplassen of kruisingen met een kanaal zijn nu geweldige plekken. Dit omdat ze gemakkelijk bereikbaar zijn – zelfs bij iets hogere waterstanden; in tegenstelling tot veel kribben die nog (deels) onder water staan – en een tijdje met rust zijn gelaten. Zelfs op zo’n hotspot zijn er plekken die er bovenuit springen, want niet overal zit snoekbaars. Heb ik de beschikking over dieptekaarten, dan ga ik van tevoren op zoek naar specifieke structuren. Waar botst de stroming ergens tegenaan en ontstaat er daardoor interessante turbulentie in het water? Dat laatste kan variëren van flink kolken tot een lichte ‘depressie’ aan de oppervlakte. Ook een subtiele onderbreking in de bodemstructuur kan als een magneet werken voor de snoekbaars. Een klein taludrandje wat het kunstaas een langere afzinkfase geeft of een hoopje stenen waar roofvis in een hinderlaag kan liggen zijn al voldoende. Dit soort plekken kun je opsporen met een dieptekaart, maar ook proefondervindelijk tijdens het vissen. Na een paar worpen op een stek krijg je al een redelijk idee van de bodemstructuur en kun je daar waardevolle conclusies uit trekken.

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm