technieken

‘ZOMER­goud’ 

TEKST: REDACTIE > FOTOGRAFIE: SANDER BOER, JANNY BOSMAN EN REDACTIE > ILLUSTATIES: EMIEL VAN DIJK EN REDACTIE

Met zijn prachtige, goudkleurige flanken en felrode vinnen is de ruisvoorn geliefd bij veel sportvissers. Bijnamen als rietvoorn, rode rijer of polderforel getuigen hiervan. Het leuke is dat je deze bijzonder mooie vis op veel verschillende manieren kunt vangen. In dit artikel zetten we de belangrijkste methoden op een rij.

Een 7 mm wafter is kleiner dan de gemiddelde maiskorrel.

SCHUIFMONTAGE

In
ondiep water schrikt de plons van een grote voerkorf vaak vis af

Ook met een schuifmontage – een wartelgewicht of lichte voerkorf – aan de feederhengel kun je ruisvoorn vangen. De montage ligt weliswaar op de bodem, maar je kunt het haakaas op, langzaam zinkend of er iets boven presenteren. Deze aanpak biedt ook uitkomst wanneer een dobbermontage vanwege de grote(re) diepte of werpafstand onpraktisch is.

Bij deze aanpak schuift een klein gewichtje vrij over de hoofdlijn, met daaronder een wartel of stopper plus een korte onderlijn van zo’n 20 tot 30 centimeter. Een tergend langzaam zinkend haakaas, zoals een wafter, werkt vaak goed. Met een langere onderlijn (50 cm+) vergroot je dit effect, maar wordt de beetregistratie minder scherp. In dat laatste geval lijken ze iets ‘eetbaars’ beter vast te houden. De term eetbaar is daarbij relatief, want een tros maden kun je drijvend maken met een nepexemplaar of een stukje foam.

OPGEPAST: PLONS
Op wateren tot twee meter diep verdient een klein wartelgewicht de voorkeur boven een normaal formaat voerkorf – die je wel nodig hebt om de stek aan te voeren. De plons van een gevulde voerkorf lijkt ruisvoorns namelijk vaak eerder af te schrikken dan aan te lokken. Hoewel er wel degelijk uitzonderingen op deze regel zijn, is het belangrijk om dit in het achterhoofd te houden. Prima alterna­tieven zijn mini voerkorfjes of werpgewichten waarin je wat voer kunt verstoppen.

Verschillende vlokdobbers met een centraal gat, zowel in verzwaarde als onverzwaarde uitvoering.

SUBSURFACE DOBBEREN

Wanneer ruisvoorns zich net onder het wateroppervlak ophouden is een ondiepe dobbermontage vaak de meest effectieve methode. Je vist actief in de bovenste waterlagen, daar waar de vis actief foerageert. Met een lichte werphengel kun je gericht inspelen op dit gedrag en vis je heel precies, subtiel én visueel.

Een compacte, verzwaarde vlokdobber met een centraal gat is ideaal voor dit type visserij. Met deze dobber kun je uiterst precies werpen; ook met licht aas zoals een vlok of enkele maden. Dit type dobber mag er wellicht ietwat lomp uitzien, maar ruisvoorns trekken deze bij een aanbeet moeiteloos onder water. Een vlokdobber is overigens minder geschikt bij flinke wind en een kabbel op het water. In die omstandigheden kies je beter voor een model met bevestigings- oog onderaan de antenne. Klem de dobber tussen twee rubber stoppers vast op de lijn. Deze zijn eenvoudig zijn te verschuiven, zodat je de diepte waarop je het aas presenteert gemakkelijk kunt aanpassen en in de juiste waterlaag bezig bent.

MADEN OF VLOK
Ruisvoorn is vaak actief tussen 20 en 40 centimeter onder het wateroppervlak. Ga voor een natuurlijke aaspresentatie, dus knijp bij voorkeur geen of zo min mogelijk verzwaring op de lijn tussen de dobber en de haak. Met maden op een kleine haak (maat 16) kun je kleine en grote vis vangen. Ben je uit op de grote exemplaren? Ga dan voor een luchtige broodvlok, die valt meer op. Op de bonnefooi inwerpen is zelden de beste aanpak. Zoek eerst naar ruisvoorns of lok ze met drijvend brood naar boven toe. 

Prik een enkele maïskorrel op een haak maat 12 of 14.

Voor selectief vissen op XL-ruisvoorns zijn drie maïskorrels op een haak maat 8 niet overdreven.

Ruisvoorns zijn ook uitstekend op de bodem te vangen. Met name de grote, schuwe exemplaren zoeken graag de diepte op. Ondanks hun bovenstandige bek zijn ze prima in staat om aas van de grond op te pak- ken. Een passieve aanpak met een voerplekje is verrassend succesvol als andere methoden het laten afweten.

Blikmaïs heeft dankzij de felle kleur en unieke smaak een grote aantrekkingskracht op ruisvoorns. Werp een handje maïs op de stek om de vis te lokken en voer regelmatig enkele korrels bij om ze actief en op de plek vast te houden. Maïskorrels mengen met lokvoer en voerballen kneden is een optie, maar trekt ook sneller de aandacht van brasem en andere witvis. Prik één tot wel drie zachte maïskorrels op de haak. Maden en wormen doen het ook goed, maar zijn minder selectief – zeker als je de grotere exemplaren uit een school wilt plukken.

AFZINKSNELHEID
Deze bodemmontage is zowel met een vaste hengel als de werphengel te gebruiken. Experimenteer met de afzinksnelheid van het haakaas door knijphagels op de lijn te plaatsen. Soms zuigen ruisvoorns de maïskorrel pas naar binnen wanneer deze enige tijd stil op de bodem ligt, maar soms onderscheppen ze de lekkernij al tijdens de afzinkfase. Een slanke, gevoelige dobber geeft goed zicht op de aanbeten, ook tijdens het afzinken van het aas. Houd er ten slotte rekening mee dat deze techniek minder actief is en om meer geduld vraagt.

passief op de bodem

korstvissen

Op warme, windstille dagen verzamelen ruisvoorns zich vaak vlak onder de waterspiegel. Daar zoeken ze naar insecten die door de wind worden meegevoerd. Broodkorsten zijn dan een bijzonder effectief aas. De kleinere ruisvoorns knabbelen aan de korsten, terwijl grotere vissen het brood vaak gulzig en met veel kabaal in één keer naar binnen werken. Dit is dé methode voor wie van actief en visueel vissen met veel spanning houdt.

SIMPEL, MAAR VERFIJND
De set-up is simpel: brood, haak, lijn en hengel. Bedenk wel dat deze aanpak om finesse vraagt en ook zijn beperkingen kent. Ruisvoorns hebben een flinke bek, maar de korst dient wel veel kleiner te zijn vergeleken met het vissen met brood op winde of karper. Kies voor een ‘blokje’ korst van circa één tot maximaal twee centimeter lengte. Zo’n kleine korst is alleen normaal in te werpen aan een lichte, soepele hengel en een dunne 14 tot 16/00 nylon lijn. Dat gaat dan ook het beste met een matchhengel of een lichte spinhengel. Stem de haak af op het formaat van de korst; in de regel volstaat maat 8 tot 14. Dip de korst voor de worp in het water voor wat extra werpgewicht. 

BALANS ZOEKEN
Werp het drijvende stukje brood zo subtiel mogelijk in. Doe dit bij voorkeur in de buurt van leliebladeren, rietkragen of andere waterplanten waar de ruisvoorn zich vaak ophoudt. Zoek daarbij naar de juiste balans tussen aanlokken en verjagen. Regelmatig lokt de plons van een broodkorstje ruisvoorns en duiken ze als roofvissen op de korst. Azen de ruisvoorns actief? Werp de korst dan vlakbij of zelfs middenin een school ruisvoorns. Reageren ze echter schuchter? Werp de korst dan in de zwembaan van de school of daar voorbij en trek het aas langzaam richting de school vissen. Zodra een ruisvoorn het brood ziet en nadert, is het zaak om geconcentreerd te blijven. Vaak zie je het aas langzaam verdwijnen of slechts een lichte kring in het wateroppervlak. Dan hebben ze iets meer tijd nodig om de grote hap naar binnen te werken. Als de lijn wegloopt, is dat het moment om aan te slaan – vaak is dit binnen twee seconden na de aasopname.

ROVENDE RUISERS

Ruisvoorn heeft een roofvisinstinct en pakt soms ook klein kunstaas. Minispinners staan daarbij met stip op één. Zeker in warm en helder water kunnen ruisvoorns fel reageren op het flikkeren en trillen van het spinnerblad, zeker wanneer de haak voorzien is van een ‘red tag’. Vis de één tot twee grams spinner binnen langs rietkragen, waterlelies of boven waterplanten. Interessant weetje: de ruisvoorn van 48 centimeter die het officiële Nederlandse record is, werd door Tobias Stuurman gevangen aan een wormachtige softbait.

met de vlieg

RODe FLOSS OF WOOL – zoals bij de beroemde red tag – IS EEN TRIGGER POINT VOOR RUISVOORN

De vliegenhengel is bijzonder geschikt om mee op ruisvoorn te vissen in ondiep, helder water met veel waterplanten. Hoewel je ‘blind’ worpen kunt maken, biedt het opsporen van ruisvoorn om deze vervolgens gericht aan te werpen een extra, unieke dimensie aan de visserij.

Een lichte vliegenhengel (Aftma klasse #2, #3 of #4) in combinatie met een drijvende lijn in dezelfde klasse is ideaal voor dit werk. Je vist meestal met kleine, droge vliegen, nimfen of zelfs een imitatiebroodvlok. Denk aan mini-hoppers, muggennimfen of kleine kevertjes: patronen die het natuurlijke voedselaanbod van de ruisvoorn goed nabootsen. De ‘red tag’ is de ruisvoornvlieg bij uitstek. Door subtiel te werpen kun je gericht vissen op ruisvoorns die je vlak onder het wateroppervlak ziet zwemmen.

SLUIPGANG
De sleutel tot succes bij deze tak van sport zit hem vooral in de benadering. Ruisvoorns kunnen soms schrikachtig zijn, dus naar de vis toe sluipen en heel precies aanwerpen is cruciaal. Zie je echter een ruisvoorn fanatiek azen? Plaats de vlieg dan haast bovenop de vis en wacht vervolgens heel even af.  Vaak volgt direct een felle aanbeet. Zeker in de zomermaanden – wanneer de vis volop actief is aan de oppervlakte – biedt deze methode goede kans op spetterende actie.

Een opvallend kenmerk van de ruisvoorn is zijn bovenstandige bek. Dit heeft alles te maken met zijn leefwijze en aasgedrag. Zo staan insecten, larven en ander voedsel dat zich op of net onder het wateroppervlak bevindt hoog op het menu van Scardinius erythrophthalmus. Die kan dankzij zijn naar boven gerichte bek efficiënt omhoog happen, zonder daarbij zijn hele lichaam verticaal te moeten draaien. Dit bespaart energie en trekt minder de aandacht van mogelijke predatoren. Een vistechniek waarbij het aas in de bovenste waterlaag wordt aangeboden, past hier perfect bij. Toch kun je ook met een bodemmontage op ruisvoorn vissen. Check de diverse methoden in dit artikel en kies de aanpak en techniek die jou het meest aanspreekt of het beste past bij de omstandigheden en het gedrag van de ruisvoorn.

technieken

Met zijn prachtige, goudkleurige flanken en felrode vinnen is de ruisvoorn geliefd bij veel sportvissers. Bijnamen als rietvoorn, rode rijer of polderforel getuigen hiervan. Het leuke is dat je deze bijzonder mooie vis op veel verschillende manieren kunt vangen. In dit artikel zetten we de belangrijkste methoden op een rij.

‘ZOMER­goud’ 

Een 7 mm wafter is kleiner dan de gemiddelde maiskorrel

ROVENDE RUISERS

Ruisvoorn heeft een roofvisinstinct en pakt soms ook klein kunstaas. Minispinners staan daarbij met stip op één. Zeker in warm en helder water kunnen ruisvoorns fel reageren op het flikkeren en trillen van het spinnerblad, zeker wanneer de haak voorzien is van een ‘red tag’. Vis de één tot twee grams spinner binnen langs rietkragen, waterlelies of boven waterplanten. Interessant weetje: de ruisvoorn van 48 centimeter die het officiële Nederlandse record is, werd door Tobias Stuurman gevangen aan een wormachtige softbait.

met de vlieg

RODe FLOSS OF WOOL – zoals bij de beroemde red tag – IS EEN TRIGGER POINT VOOR RUISVOORN

De vliegenhengel is bijzonder geschikt om mee op ruisvoorn te vissen in ondiep, helder water met veel waterplanten. Hoewel je ‘blind’ worpen kunt maken, biedt het opsporen van ruisvoorn om deze vervolgens gericht aan te werpen een extra, unieke dimensie aan de visserij.

Een lichte vliegenhengel (Aftma klasse #2, #3 of #4) in combinatie met een drijvende lijn in dezelfde klasse is ideaal voor dit werk. Je vist meestal met kleine, droge vliegen, nimfen of zelfs een imitatiebroodvlok. Denk aan mini-hoppers, muggennimfen of kleine kevertjes: patronen die het natuurlijke voedselaanbod van de ruisvoorn goed nabootsen. De ‘red tag’ is de ruisvoornvlieg bij uitstek. Door subtiel te werpen kun je gericht vissen op ruisvoorns die je vlak onder het wateroppervlak ziet zwemmen.

SLUIPGANG
De sleutel tot succes bij deze tak van sport zit hem vooral in de benadering. Ruisvoorns kunnen soms schrikachtig zijn, dus naar de vis toe sluipen en heel precies aanwerpen is cruciaal. Zie je echter een ruisvoorn fanatiek azen? Plaats de vlieg dan haast bovenop de vis en wacht vervolgens heel even af.  Vaak volgt direct een felle aanbeet. Zeker in de zomermaanden – wanneer de vis volop actief is aan de oppervlakte – biedt deze methode goede kans op spetterende actie.

SCHUIFMONTAGE

In
ondiep water schrikt de plons van een grote voerkorf vaak vis af

Ook met een schuifmontage – een wartelgewicht of lichte voerkorf – aan de feederhengel kun je ruisvoorn vangen. De montage ligt weliswaar op de bodem, maar je kunt het haakaas op, langzaam zinkend of er iets boven presenteren. Deze aanpak biedt ook uitkomst wanneer een dobbermontage vanwege de grote(re) diepte of werpafstand onpraktisch is.

Bij deze aanpak schuift een klein gewichtje vrij over de hoofdlijn, met daaronder een wartel of stopper plus een korte onderlijn van zo’n 20 tot 30 centimeter. Een tergend langzaam zinkend haakaas, zoals een wafter, werkt vaak goed. Met een langere onderlijn (50 cm+) vergroot je dit effect, maar wordt de beetregistratie minder scherp. In dat laatste geval lijken ze iets ‘eetbaars’ beter vast te houden. De term eetbaar is daarbij relatief, want een tros maden kun je drijvend maken met een nepexemplaar of een stukje foam.

OPGEPAST: PLONS
Op wateren tot twee meter diep verdient een klein wartelgewicht de voorkeur boven een normaal formaat voerkorf – die je wel nodig hebt om de stek aan te voeren. De plons van een gevulde voerkorf lijkt ruisvoorns namelijk vaak eerder af te schrikken dan aan te lokken. Hoewel er wel degelijk uitzonderingen op deze regel zijn, is het belangrijk om dit in het achterhoofd te houden. Prima alterna­tieven zijn mini voerkorfjes of werpgewichten waarin je wat voer kunt verstoppen.

passief op de bodem

Prik een enkele maïskorrel op een haak maat 12 of 14.

Voor selectief vissen op XL-ruisvoorns zijn drie maïskorrels op een haak maat 8 niet overdreven.

Ruisvoorns zijn ook uitstekend op de bodem te vangen. Met name de grote, schuwe exemplaren zoeken graag de diepte op. Ondanks hun bovenstandige bek zijn ze prima in staat om aas van de grond op te pak- ken. Een passieve aanpak met een voerplekje is verrassend succesvol als andere methoden het laten afweten.

Blikmaïs heeft dankzij de felle kleur en unieke smaak een grote aantrekkingskracht op ruisvoorns. Werp een handje maïs op de stek om de vis te lokken en voer regelmatig enkele korrels bij om ze actief en op de plek vast te houden. Maïskorrels mengen met lokvoer en voerballen kneden is een optie, maar trekt ook sneller de aandacht van brasem en andere witvis. Prik één tot wel drie zachte maïskorrels op de haak. Maden en wormen doen het ook goed, maar zijn minder selectief – zeker als je de grotere exemplaren uit een school wilt plukken.

AFZINKSNELHEID
Deze bodemmontage is zowel met een vaste hengel als de werphengel te gebruiken. Experimenteer met de afzinksnelheid van het haakaas door knijphagels op de lijn te plaatsen. Soms zuigen ruisvoorns de maïskorrel pas naar binnen wanneer deze enige tijd stil op de bodem ligt, maar soms onderscheppen ze de lekkernij al tijdens de afzinkfase. Een slanke, gevoelige dobber geeft goed zicht op de aanbeten, ook tijdens het afzinken van het aas. Houd er ten slotte rekening mee dat deze techniek minder actief is en om meer geduld vraagt.

Verschillende vlokdobbers met een centraal gat, zowel in verzwaarde als onverzwaarde uitvoering.

SUBSURFACE DOBBEREN

Wanneer ruisvoorns zich net onder het wateroppervlak ophouden is een ondiepe dobbermontage vaak de meest effectieve methode. Je vist actief in de bovenste waterlagen, daar waar de vis actief foerageert. Met een lichte werphengel kun je gericht inspelen op dit gedrag en vis je heel precies, subtiel én visueel.

Een compacte, verzwaarde vlokdobber met een centraal gat is ideaal voor dit type visserij. Met deze dobber kun je uiterst precies werpen; ook met licht aas zoals een vlok of enkele maden. Dit type dobber mag er wellicht ietwat lomp uitzien, maar ruisvoorns trekken deze bij een aanbeet moeiteloos onder water. Een vlokdobber is overigens minder geschikt bij flinke wind en een kabbel op het water. In die omstandigheden kies je beter voor een model met bevestigings- oog onderaan de antenne. Klem de dobber tussen twee rubber stoppers vast op de lijn. Deze zijn eenvoudig zijn te verschuiven, zodat je de diepte waarop je het aas presenteert gemakkelijk kunt aanpassen en in de juiste waterlaag bezig bent.

MADEN OF VLOK
Ruisvoorn is vaak actief tussen 20 en 40 centimeter onder het wateroppervlak. Ga voor een natuurlijke aaspresentatie, dus knijp bij voorkeur geen of zo min mogelijk verzwaring op de lijn tussen de dobber en de haak. Met maden op een kleine haak (maat 16) kun je kleine en grote vis vangen. Ben je uit op de grote exemplaren? Ga dan voor een luchtige broodvlok, die valt meer op. Op de bonnefooi inwerpen is zelden de beste aanpak. Zoek eerst naar ruisvoorns of lok ze met drijvend brood naar boven toe. 

korstvissen

Op warme, windstille dagen verzamelen ruisvoorns zich vaak vlak onder de waterspiegel. Daar zoeken ze naar insecten die door de wind worden meegevoerd. Broodkorsten zijn dan een bijzonder effectief aas. De kleinere ruisvoorns knabbelen aan de korsten, terwijl grotere vissen het brood vaak gulzig en met veel kabaal in één keer naar binnen werken. Dit is dé methode voor wie van actief en visueel vissen met veel spanning houdt.

SIMPEL, MAAR VERFIJND
De set-up is simpel: brood, haak, lijn en hengel. Bedenk wel dat deze aanpak om finesse vraagt en ook zijn beperkingen kent. Ruisvoorns hebben een flinke bek, maar de korst dient wel veel kleiner te zijn vergeleken met het vissen met brood op winde of karper. Kies voor een ‘blokje’ korst van circa één tot maximaal twee centimeter lengte. Zo’n kleine korst is alleen normaal in te werpen aan een lichte, soepele hengel en een dunne 14 tot 16/00 nylon lijn. Dat gaat dan ook het beste met een matchhengel of een lichte spinhengel. Stem de haak af op het formaat van de korst; in de regel volstaat maat 8 tot 14. Dip de korst voor de worp in het water voor wat extra werpgewicht. 

BALANS ZOEKEN
Werp het drijvende stukje brood zo subtiel mogelijk in. Doe dit bij voorkeur in de buurt van leliebladeren, rietkragen of andere waterplanten waar de ruisvoorn zich vaak ophoudt. Zoek daarbij naar de juiste balans tussen aanlokken en verjagen. Regelmatig lokt de plons van een broodkorstje ruisvoorns en duiken ze als roofvissen op de korst. Azen de ruisvoorns actief? Werp de korst dan vlakbij of zelfs middenin een school ruisvoorns. Reageren ze echter schuchter? Werp de korst dan in de zwembaan van de school of daar voorbij en trek het aas langzaam richting de school vissen. Zodra een ruisvoorn het brood ziet en nadert, is het zaak om geconcentreerd te blijven. Vaak zie je het aas langzaam verdwijnen of slechts een lichte kring in het wateroppervlak. Dan hebben ze iets meer tijd nodig om de grote hap naar binnen te werken. Als de lijn wegloopt, is dat het moment om aan te slaan – vaak is dit binnen twee seconden na de aasopname.

Een opvallend kenmerk van de ruisvoorn is zijn bovenstandige bek. Dit heeft alles te maken met zijn leefwijze en aasgedrag. Zo staan insecten, larven en ander voedsel dat zich op of net onder het wateroppervlak bevindt hoog op het menu van Scardinius erythrophthalmus. Die kan dankzij zijn naar boven gerichte bek efficiënt omhoog happen, zonder daarbij zijn hele lichaam verticaal te moeten draaien. Dit bespaart energie en trekt minder de aandacht van mogelijke predatoren. Een vistechniek waarbij het aas in de bovenste waterlaag wordt aangeboden, past hier perfect bij. Toch kun je ook met een bodemmontage op ruisvoorn vissen. Check de diverse methoden in dit artikel en kies de aanpak en techniek die jou het meest aanspreekt of het beste past bij de omstandigheden en het gedrag van de ruisvoorn.

Sportvisserij Nederland

Hét VISblad online magazine
Volledig scherm