
TEKST: REDACTIE > FOTOGRAFIE: SANDER BOER
In de zomerperiode is de Nederlandse kust een populaire vakantiebestemming – ook bij veel sportvissers. Degenen die doorgaans alleen op het zoete vissen, laten hun visspullen dan vaak thuis. Dat is een gemiste kans, want met een paar kleine aanpassingen kun je prima switchen van zoet naar zout.


Spoel je materiaal na een zilt uitstapje altijd goed af met zoetwater.
Molen: 4000 tot 6000 formaat, zoutwaterbestendig
Hoofdlijn: 20-25/00 nylon of 10-14/00 gevlochten lijn
Voorslag: is bij deze techniek geen vereiste, maar kan desgewenst wel worden bevestigd
Onderlijn: de meeste strandvismontages zijn geschikt voor het beachfeederen, neem diverse typen mee
Haak: maat 6, 8 of 10
Aas: zagers, slikzagertjes (kleine zagertjes), witjes (zandzagers), mesheften en stripjes makreel of inktvis
FEEDERHENGEL

Een stevige feederhengel kan ook prima dienst doen aan het zoute, mits deze is voorzien van wat grotere geleide-ogen. Op veel feederstokken zitten namelijk relatief kleine ogen en die raken in de zilte praktijk snel verstopt met zeewier en alg. Dan ben je vervolgens meer bezig bent met het schoonplukken van de lijn en kom je haast niet aan effectief vissen toe.
Heb je echter een wat grovere distance feeder met een werpgewicht tot omstreeks 120-150 gram, dan kun je daar aan zee prima mee uit de voeten. Bijvoorbeeld vissend met een dobber, de botlepel of juist als beach feeder. Deze laatste discipline is de laatste jaren sterk in opkomst – en met reden. Verre worpen zijn doorgaans niet nodig: je zoekt de vis in of net achter de branding. Bij dit ‘peuterwerk’ stem je het werpgewicht af op de gewenste werpafstand en de hoogte van de golven, maar vis je zo licht als mogelijk. Dat het werpgewicht af en toe wat over de bodem verschuift maakt niets uit. Steun je hengel zo af dat de lijn een hoek van bijna negentig graden richting het water maakt. Dit geeft niet alleen een goede beetregistratie, maar dempt ook het effect van de branding op de hengeltop en de lijn pikt zo minder wier op.



penHENGEL
Een penhengel kun je heus niet alleen mooi krom trekken op een dikke karper. Aan zee is dit type hengel ook zeer geschikt voor het penvissen op harder of het dobbervissen op zeebaars.
Een dobber die onder water schiet – plotsklaps en bruut, of juist weifelend en tergend langzaam – is een fantastisch gezicht; ook aan het zoute. Zeker als je vervolgens een sterke zeebaars of harder aan de lijn hebt. Het mooie is dat de dobbervisserij aan zee lekker basic is. Een 3.60 tot 3.90 meter lange penhengel met een testcurve van 1,5 tot 2 lbs vormt de ruggengraat van je uitrusting. Die heeft een parabolische actie, wat betekent dat-ie goed buigt en de kracht van een wegspurtende vis goed absorbeert. De ‘zachte’ top zorgt dat het aas goed op de haak blijft zitten, ook bij verre worpen. Dankzij de lengte kun je lange onderlijnen zonder veel moeite wegzetten en de drift van de dobber mooi controleren. In combinatie met een spinmolen in de 3000 tot 5000 range ben je klaar voor avontuur.
HARDER
Het penvissen op harder lijkt behoorlijk op het dobbervissen op karper: beide vissoorten zijn schuw, sluw en beresterk. Zoek de harder bij hotspots zoals pieren, strekdammen, havenhoofden en (jacht)havens en voer op interessante stekken wat ballen van grof gemalen broodmeel (beetje water erbij en kneden maar). Op de 25/00 nylon hoofdlijn komt een stuitje om de pen op de juiste diepte te positioneren en aan het uiteinde een tonwarteltje met een circa 35 cm lange onderlijn van 22/00 tot 25/00 nylon. Op de karperhaak maat 8 of 10 zet je met behulp van een baitband een forse vlok die je uit een vers witbrood plukt. Aan zee is het water vrijwel altijd in beweging, dus laat de dobber (vlokdobber of karperpen met 2 tot 3 gram drijfvermogen en een lange antenne) op de stroming driften. Schiet de dobber onder? Wacht dan een paar seconden voordat je de haak zet. Mik met enige regelmaat een bal voer op je stek om de vis geïnteresseerd te houden.
ZEEBAARS
Ga je dobbervissen op zeebaars? Kies dan voor een stevige spinmolen met daarop een 12/00 tot 18/00 gevlochten hoofdlijn. Hierop bevestig je een paar stuitjes, schuifdobber met een centraal gat, plus kraaltje voordat een warteltje het begin van de onderlijn markeert. Op het eerste gedeelte daarvan (60 cm, 40/00 fluorocarbon) komt een schuifgewichtje van 20 gram. Vervolgens weer een kraal plus warteltje, waarna de haaklijn (55 cm, 35/00 fluorocarbon) met aan het uiteinde een stevige haak maat 2 of 4 volgt. Door de onderlijnmontage in twee ongeveer even lange delen op te splitsen gooi je de boel vrijwel nooit in de war. Ook verspeel je minder materiaal wanneer je onverhoopt vast komt te zitten – alleen de minder sterke haaklijn blijft achter. Drop de dobber in een mooie stroomnaad en controleer de drift door de lijn continu iets op spanning te houden. Zoek de vis niet per se ver weg, want je zult verbaasd zijn hoe dicht onder de kant die soms huist – zorg dus dat je geruisloos te werk gaat. Zeker in de schemering en in het donker schuimen baarzen graag de kantjes af op zoek naar een lekker maaltje.
Bij het vissen
met de bombetta
gebruik je een vrij
lange onderlijn, dus is
de matchhengel een
aanrader – dat werpt stukken prettiger



MATCHHENGEL
De matchhengel is ontworpen om met een dobber op afstand te kunnen vissen. Aan zee verwissel je de dobber echter voor een bombetta. Met dit speciale type werpdobber op de lijn kun je afstand maken én tegelijkertijd toch ook heel subtiel vissen.
Bij een matchhengel zit de actie van de blank vooral in de top. Dat is een voordeel, want het bovenste (soepele) gedeelte van de hengel levert weinig weerstand op bij een aanbeet en dempt iedere run perfect. Dat laatste zorgt niet alleen voor mooie sport, maar helpt ook tijdens de dril. Door de soepele actie blijft de haak beter zitten, zodat je minder last hebt van ‘lossers’. Combineer de matchhengel met een werpmolen in het 3000 of 4000 formaat. Daarop zet je een 12/00 gevlochten hoofdlijn – waar een vrij schuivende bombetta op zit – die via een wartel is verbonden met een twee meter lange 22/00 tot 26/00 fluorocarbon onderlijn. Zo ben je klaar voor een zilte match!
GEEP
De geep is een zichtjager die in de bovenste waterlaag naar voedsel zoekt. Een doorzichtige bombetta – 30 tot 50 gram – in combinatie met een fluorcarbon onderlijn zorgt ervoor dat de vis geen argwaan krijgt als-ie het aas aan een inspectie onderwerpt. Ook het aas zelf moet zo subtiel en natuurlijk mogelijk worden gepresenteerd. Kies daarom voor een zagertje of een dun – 0,5 cm breed en 5 cm lang – reepje zalm (met huid), makreel, of spek. Dit ‘fladdert’ mooi door het water als je het uiteinde door een haak maat 6 of 8 prikt. Door zo’n 20 cm boven de haak een knijphageltje op de onderlijn te bevestigen zwemt het aas ietsje onder het wateroppervlak – het jachtterrein van de geep.



DROPSHOTHENGEL
Streetfishing aan zee. Dat is light rock fishing in een notendop. De techniek is in essentie namelijk identiek: met heel licht materiaal op roofvis peuteren. Maar dan tussen de blokken van pieren en bij structuren in plaats van in een stedelijke omgeving.
De dropshothengel staat qua specificaties ver af van de strandhengel, maar is toch geschikt voor het vissen aan zee. Dan uiteraard wel voor een specifieke vorm van zeevissen, want met een lengte van 2.10 tot 2.40 meter, werpgewicht van zo’n 10 gram en een bijzonder soepele top ben je redelijk beperkt. Gecombineerd met een molen in het 1000 tot 2500 formaat, 6/00 tot 10/00 gevlochten lijn en een voorslag van 20/00 nylon of fluorocarbon kun je juist wel prima ‘peuteren’ op tal van vissoorten.
VEEL VARIATIE
Bijvoorbeeld wijting, schar, bot, gul, makreel, haring, zeebaars, lipvis, zeebrasem, zandspiering, vorskwab, meun, steenbolk, grauwe poon, zeedonderpad, pieterman, pollak, puitaal en slijmvis. Die vind je bij kademuren, pieren, pontons, sluizen en strekdammen – in de kleinste hoekjes en gaatjes zit vis verscholen. Blijf mobiel en doe verschillende soorten stekken aan: de ene soort vang je tussen de steenstort, de andere vind je juist op de overgang tussen steen en zand.
KLEIN (KUNST)AAS
Net zoals bij het streetfishing is de keuze qua kunstaas reuze. Shadjes, twisters, Isome wormpjes en allerhande imitaties van kreeftjes, krabbetjes, garnalen en speldaas. Prik deze kleine soft plastics op lichte jigkopjes of combineer ze met dropshotgewichten van anderhalf tot maximaal tien gram. Kies je voor natuurlijk aas zoals kleine zagers of slikzagertjes? Schuif die dan deels op de haak, zodat de rest van het lijf van de zager mooi vrij beweegt en verleidelijk dwarrelt.
pak een spinstok, dropshot-, match-of karperhengel plus (kunst)aas en je bent klaar voor een zout avontuur op vakantie
Slanke lepels (van 6 tot 12 cm lang en 8 tot 16 gram zwaar) zijn perfect voor het vissen op onder meer zeebaars, geep en (hors)makreel.
De botlepel – in de klassieke of moderne versie – is prima te vissen aan een spinhengel.





SPINHENGEL
Een optie is om de botlepel met een paar slagen van de molenslinger over de bodem te trekken, waarna je hem even stil laat liggen. Die pauzes kun je desgewenst ook wat langer (zeg een paar minuten) maken. Het mooie is dat je ieder richeltje voelt en de aanbeten van de bot lekker fel zijn. Bovendien komt deze platvis aan licht materiaal als sportvis ook prima uit de verf.
MAKREEL/HORSMAKREEL
Over lepels gesproken: dit kunstaas is perfect voor het vissen op makreel en horsmakreel. Je zwiept een lepel namelijk gruwelijk ver weg en die schommelt met uitslaande bewegingen mooi door het water – ook als hij langzaam wordt gevist. Kies in de regel voor slanke lepels van 6 tot 12 centimeter lengte en een gewicht van 8 tot 16 gram. Is ver werpen niet noodzakelijk, dan zijn ook ondiep lopende plugjes van pakweg 7 tot 10 centimeter perfect te gebruiken. Blauw, groen en zilver – of een combinatie daarvan – zijn topkleuren. Hotspots zijn plekken met relatief diep water binnen werpbereik. Staat er ook nog wat stroming en zijn er structuren zoals pieren, havenhoofden of golfbrekers, dan zit je helemaal goed. Let ook op duikende meeuwen: daaronder zit vaak een school makreel die aasvis naar de oppervlakte drijft.
GEEP
Met kunstaas kun je ook prima geep vangen. Plugjes en softbaits zijn vanwege de smalle en langwerpige bek vaak niet zo effectief, maar lepeltjes van 10 tot 15 gram wel. Tip: knoop een 5 cm lang stukje 30/00 nylon tussen de haak en het kunstaas voor een betere inhaking. Speciaal voor de geep hebben ze in Denemarken Silkekrogen ontwikkeld. Vrij vertaald betekent dit ‘zijden haak’. De kleine tandjes in de snavelvormige bek van de geep raken verstrikt in dit lusje van fijne, zijden draden, zodat die zich als het ware haakt. Silkekrogen is vrijwel gewichts- loos, zodat je een bombetta, lepel of pilker nodig hebt als werpgewicht om dit kunstaas te kunnen presenteren.
De spinhengel is niet alleen op het binnenwater breed inzetbaar. Ook aan zee kun je hier tal van kanten mee op. Zo kun je aan de spinlat onder meer zeebaars, bot, makreel, horsmakreel en geep vangen.
Aan de kust heb je vanwege de vaak aanwezige wind en stroming doorgaans niet bijster veel aan een ultralichte spinhengel. Voor het zoute kunstaasvissen is de nodige lengte, wat meer werpgewicht en flink wat power in de blank van de hengel een vereiste. Met een spinhengel van tussen 2.40 en 3.00 meter, een werpgewicht tot 40 à 60 gram en een snelle actie zit je meestal goed. Combineer die met een werpmolen in het 3000 tot 4000 formaat en daarop een gevlochten lijn met een trekkracht van 6 tot 7 kilo. Daar monteer je een voorslag aan die matcht met het type visserij waarvoor je kiest. Aangezien je vissend in zee met kunstaas van alles kunt verwachten, zal de diameter van de voorslag doorgaans ergens in de range van 30/00 tot 50/00 liggen.
ZEEBAARS
Of je nou een plug, soft plastic, popper, pilker of lepel aan de voorslag bevestigt, je maakt altijd kans op zeebaars. Zeker op plekken met stroming waar aasvis in de problemen komt. Bevinden zich daar structuren of obstakels in de buurt? Dan heb je helemaal een hotspot te pakken. Kam die zorgvuldig uit door de verschillende waterlagen – van de oppervlakte tot op de bodem – te bevissen met het daarvoor aangewezen kunstaas. Houd er rekening mee dat zeebaars een lastige klant kan zijn, dus geef de pijp zeker niet te snel aan Maarten. Levert een interessante stek in eerste instantie geen vis op? Geef die dan met een ander getij nog eens de kans. Mogelijk komt dan wel die hartverzakkende beuk bij een aanbeet!
BOT
De botlepel is een gouwe ouwe, maar wordt niet meer vaak gebruikt. En dat is zonde. Het is een simpele techniek waarbij je de zeebodem als het ware aftast op zoek naar platvis. Dit kun je actiever of juist wat passiever doen.

TEKST: MARTIJN DEKKERS
FOTOGRAFIE: SANDER BOER
In de zomerperiode is de Nederlandse kust een populaire vakantiebestemming – ook bij veel sportvissers. Degenen die doorgaans alleen op het zoete vissen, laten hun visspullen dan vaak thuis. Dat is een gemiste kans, want met een paar kleine aanpassingen kun je prima switchen van zoet naar zout.


Spoel je materiaal na een zilt uitstapje altijd goed af met zoetwater.
Molen: 4000 tot 6000 formaat, zoutwaterbestendig
Hoofdlijn: 20-25/00 nylon of 10-14/00 gevlochten lijn
Voorslag: is bij deze techniek geen vereiste, maar kan desgewenst wel worden bevestigd
Onderlijn: de meeste strandvismontages zijn geschikt voor het beachfeederen, neem diverse typen mee
Haak: maat 6, 8 of 10
Aas: zagers, slikzagertjes (kleine zagertjes), witjes (zandzagers), mesheften en stripjes makreel of inktvis
FEEDERHENGEL

Een stevige feederhengel kan ook prima dienst doen aan het zoute, mits deze is voorzien van wat grotere geleide-ogen. Op veel feederstokken zitten namelijk relatief kleine ogen en die raken in de zilte praktijk snel verstopt met zeewier en alg. Dan ben je vervolgens meer bezig bent met het schoonplukken van de lijn en kom je haast niet aan effectief vissen toe.
Heb je echter een wat grovere distance feeder met een werpgewicht tot omstreeks 120-150 gram, dan kun je daar aan zee prima mee uit de voeten. Bijvoorbeeld vissend met een dobber, de botlepel of juist als beach feeder. Deze laatste discipline is de laatste jaren sterk in opkomst – en met reden. Verre worpen zijn doorgaans niet nodig: je zoekt de vis in of net achter de branding. Bij dit ‘peuterwerk’ stem je het werpgewicht af op de gewenste werpafstand en de hoogte van de golven, maar vis je zo licht als mogelijk. Dat het werpgewicht af en toe wat over de bodem verschuift maakt niets uit. Steun je hengel zo af dat de lijn een hoek van bijna negentig graden richting het water maakt. Dit geeft niet alleen een goede beetregistratie, maar dempt ook het effect van de branding op de hengeltop en de lijn pikt zo minder wier op.



penHENGEL
ZEEBAARS
Ga je dobbervissen op zeebaars? Kies dan voor een stevige spinmolen met daarop een 12/00 tot 18/00 gevlochten hoofdlijn. Hierop bevestig je een paar stuitjes, schuifdobber met een centraal gat, plus kraaltje voordat een warteltje het begin van de onderlijn markeert. Op het eerste gedeelte daarvan (60 cm, 40/00 fluorocarbon) komt een schuifgewichtje van 20 gram. Vervolgens weer een kraal plus warteltje, waarna de haaklijn (55 cm, 35/00 fluorocarbon) met aan het uiteinde een stevige haak maat 2 of 4 volgt. Door de onderlijnmontage in twee ongeveer even lange delen op te splitsen gooi je de boel vrijwel nooit in de war. Ook verspeel je minder materiaal wanneer je onverhoopt vast komt te zitten – alleen de minder sterke haaklijn blijft achter. Drop de dobber in een mooie stroomnaad en controleer de drift door de lijn continu iets op spanning te houden. Zoek de vis niet per se ver weg, want je zult verbaasd zijn hoe dicht onder de kant die soms huist – zorg dus dat je geruisloos te werk gaat. Zeker in de schemering en in het donker schuimen baarzen graag de kantjes af op zoek naar een lekker maaltje.
Een penhengel kun je heus niet alleen mooi krom trekken op een dikke karper. Aan zee is dit type hengel ook zeer geschikt voor het penvissen op harder of het dobbervissen op zeebaars.
Een dobber die onder water schiet – plotsklaps en bruut, of juist weifelend en tergend langzaam – is een fantastisch gezicht; ook aan het zoute. Zeker als je vervolgens een sterke zeebaars of harder aan de lijn hebt. Het mooie is dat de dobbervisserij aan zee lekker basic is. Een 3.60 tot 3.90 meter lange penhengel met een testcurve van 1,5 tot 2 lbs vormt de ruggengraat van je uitrusting. Die heeft een parabolische actie, wat betekent dat-ie goed buigt en de kracht van een wegspurtende vis goed absorbeert. De ‘zachte’ top zorgt dat het aas goed op de haak blijft zitten, ook bij verre worpen. Dankzij de lengte kun je lange onderlijnen zonder veel moeite wegzetten en de drift van de dobber mooi controleren. In combinatie met een spinmolen in de 3000 tot 5000 range ben je klaar voor avontuur.
HARDER
Het penvissen op harder lijkt behoorlijk op het dobbervissen op karper: beide vissoorten zijn schuw, sluw en beresterk. Zoek de harder bij hotspots zoals pieren, strekdammen, havenhoofden en (jacht)havens en voer op interessante stekken wat ballen van grof gemalen broodmeel (beetje water erbij en kneden maar). Op de 25/00 nylon hoofdlijn komt een stuitje om de pen op de juiste diepte te positioneren en aan het uiteinde een tonwarteltje met een circa 35 cm lange onderlijn van 22/00 tot 25/00 nylon. Op de karperhaak maat 8 of 10 zet je met behulp van een baitband een forse vlok die je uit een vers witbrood plukt. Aan zee is het water vrijwel altijd in beweging, dus laat de dobber (vlokdobber of karperpen met 2 tot 3 gram drijfvermogen en een lange antenne) op de stroming driften. Schiet de dobber onder? Wacht dan een paar seconden voordat je de haak zet. Mik met enige regelmaat een bal voer op je stek om de vis geïnteresseerd te houden.
Bij het vissen
met de bombetta
gebruik je een vrij
lange onderlijn, dus is
de matchhengel een
aanrader – dat werpt stukken prettiger



MATCHHENGEL
De matchhengel is ontworpen om met een dobber op afstand te kunnen vissen. Aan zee verwissel je de dobber echter voor een bombetta. Met dit speciale type werpdobber op de lijn kun je afstand maken én tegelijkertijd toch ook heel subtiel vissen.
Bij een matchhengel zit de actie van de blank vooral in de top. Dat is een voordeel, want het bovenste (soepele) gedeelte van de hengel levert weinig weerstand op bij een aanbeet en dempt iedere run perfect. Dat laatste zorgt niet alleen voor mooie sport, maar helpt ook tijdens de dril. Door de soepele actie blijft de haak beter zitten, zodat je minder last hebt van ‘lossers’. Combineer de matchhengel met een werpmolen in het 3000 of 4000 formaat. Daarop zet je een 12/00 gevlochten hoofdlijn – waar een vrij schuivende bombetta op zit – die via een wartel is verbonden met een twee meter lange 22/00 tot 26/00 fluorocarbon onderlijn. Zo ben je klaar voor een zilte match!
GEEP
De geep is een zichtjager die in de bovenste waterlaag naar voedsel zoekt. Een doorzichtige bombetta – 30 tot 50 gram – in combinatie met een fluorcarbon onderlijn zorgt ervoor dat de vis geen argwaan krijgt als-ie het aas aan een inspectie onderwerpt. Ook het aas zelf moet zo subtiel en natuurlijk mogelijk worden gepresenteerd. Kies daarom voor een zagertje of een dun – 0,5 cm breed en 5 cm lang – reepje zalm (met huid), makreel, of spek. Dit ‘fladdert’ mooi door het water als je het uiteinde door een haak maat 6 of 8 prikt. Door zo’n 20 cm boven de haak een knijphageltje op de onderlijn te bevestigen zwemt het aas ietsje onder het wateroppervlak – het jachtterrein van de geep.



DROPSHOTHENGEL
Streetfishing aan zee. Dat is light rock fishing in een notendop. De techniek is in essentie namelijk identiek: met heel licht materiaal op roofvis peuteren. Maar dan tussen de blokken van pieren en bij structuren in plaats van in een stedelijke omgeving.
De dropshothengel staat qua specificaties ver af van de strandhengel, maar is toch geschikt voor het vissen aan zee. Dan uiteraard wel voor een specifieke vorm van zeevissen, want met een lengte van 2.10 tot 2.40 meter, werpgewicht van zo’n 10 gram en een bijzonder soepele top ben je redelijk beperkt. Gecombineerd met een molen in het 1000 tot 2500 formaat, 6/00 tot 10/00 gevlochten lijn en een voorslag van 20/00 nylon of fluorocarbon kun je juist wel prima ‘peuteren’ op tal van vissoorten.
VEEL VARIATIE
Bijvoorbeeld wijting, schar, bot, gul, makreel, haring, zeebaars, lipvis, zeebrasem, zandspiering, vorskwab, meun, steenbolk, grauwe poon, zeedonderpad, pieterman, pollak, puitaal en slijmvis. Die vind je bij kademuren, pieren, pontons, sluizen en strekdammen – in de kleinste hoekjes en gaatjes zit vis verscholen. Blijf mobiel en doe verschillende soorten stekken aan: de ene soort vang je tussen de steenstort, de andere vind je juist op de overgang tussen steen en zand.
KLEIN (KUNST)AAS
Net zoals bij het streetfishing is de keuze qua kunstaas reuze. Shadjes, twisters, Isome wormpjes en allerhande imitaties van kreeftjes, krabbetjes, garnalen en speldaas. Prik deze kleine soft plastics op lichte jigkopjes of combineer ze met dropshotgewichten van anderhalf tot maximaal tien gram. Kies je voor natuurlijk aas zoals kleine zagers of slikzagertjes? Schuif die dan deels op de haak, zodat de rest van het lijf van de zager mooi vrij beweegt en verleidelijk dwarrelt.
pak een spinstok, dropshot-, match-of karperhengel plus (kunst)aas en je bent klaar voor een zout avontuur op vakantie
Slanke lepels (van 6 tot 12 cm lang en 8 tot 16 gram zwaar) zijn perfect voor het vissen op onder meer zeebaars, geep en (hors)makreel.
De botlepel – in de klassieke of moderne versie – is prima te vissen aan een spinhengel.





SPINHENGEL
MAKREEL/HORSMAKREEL
Over lepels gesproken: dit kunstaas is perfect voor het vissen op makreel en horsmakreel. Je zwiept een lepel namelijk gruwelijk ver weg en die schommelt met uitslaande bewegingen mooi door het water – ook als hij langzaam wordt gevist. Kies in de regel voor slanke lepels van 6 tot 12 centimeter lengte en een gewicht van 8 tot 16 gram. Is ver werpen niet noodzakelijk, dan zijn ook ondiep lopende plugjes van pakweg 7 tot 10 centimeter perfect te gebruiken. Blauw, groen en zilver – of een combinatie daarvan – zijn topkleuren. Hotspots zijn plekken met relatief diep water binnen werpbereik. Staat er ook nog wat stroming en zijn er structuren zoals pieren, havenhoofden of golfbrekers, dan zit je helemaal goed. Let ook op duikende meeuwen: daaronder zit vaak een school makreel die aasvis naar de oppervlakte drijft.
GEEP
Met kunstaas kun je ook prima geep vangen. Plugjes en softbaits zijn vanwege de smalle en langwerpige bek vaak niet zo effectief, maar lepeltjes van 10 tot 15 gram wel. Tip: knoop een 5 cm lang stukje 30/00 nylon tussen de haak en het kunstaas voor een betere inhaking. Speciaal voor de geep hebben ze in Denemarken Silkekrogen ontwikkeld. Vrij vertaald betekent dit ‘zijden haak’. De kleine tandjes in de snavelvormige bek van de geep raken verstrikt in dit lusje van fijne, zijden draden, zodat die zich als het ware haakt. Silkekrogen is vrijwel gewichts- loos, zodat je een bombetta, lepel of pilker nodig hebt als werpgewicht om dit kunstaas te kunnen presenteren.
BOT
De botlepel is een gouwe ouwe, maar wordt niet meer vaak gebruikt. En dat is zonde. Het is een simpele techniek waarbij je de zeebodem als het ware aftast op zoek naar platvis. Dit kun je actiever of juist wat passiever doen. Een optie is om de botlepel met een paar slagen van de molenslinger over de bodem te trekken, waarna je hem even stil laat liggen. Die pauzes kun je desgewenst ook wat langer (zeg een paar minuten) maken. Het mooie is dat je ieder richeltje voelt en de aanbeten van de bot lekker fel zijn. Bovendien komt deze platvis aan licht materiaal als sportvis ook prima uit de verf.
De spinhengel is niet alleen op het binnenwater breed inzetbaar. Ook aan zee kun je hier tal van kanten mee op. Zo kun je aan de spinlat onder meer zeebaars, bot, makreel, horsmakreel en geep vangen.
Aan de kust heb je vanwege de vaak aanwezige wind en stroming doorgaans niet bijster veel aan een ultralichte spinhengel. Voor het zoute kunstaasvissen is de nodige lengte, wat meer werpgewicht en flink wat power in de blank van de hengel een vereiste. Met een spinhengel van tussen 2.40 en 3.00 meter, een werpgewicht tot 40 à 60 gram en een snelle actie zit je meestal goed. Combineer die met een werpmolen in het 3000 tot 4000 formaat en daarop een gevlochten lijn met een trekkracht van 6 tot 7 kilo. Daar monteer je een voorslag aan die matcht met het type visserij waarvoor je kiest. Aangezien je vissend in zee met kunstaas van alles kunt verwachten, zal de diameter van de voorslag doorgaans ergens in de range van 30/00 tot 50/00 liggen.
ZEEBAARS
Of je nou een plug, soft plastic, popper, pilker of lepel aan de voorslag bevestigt, je maakt altijd kans op zeebaars. Zeker op plekken met stroming waar aasvis in de problemen komt. Bevinden zich daar structuren of obstakels in de buurt? Dan heb je helemaal een hotspot te pakken. Kam die zorgvuldig uit door de verschillende waterlagen – van de oppervlakte tot op de bodem – te bevissen met het daarvoor aangewezen kunstaas. Houd er rekening mee dat zeebaars een lastige klant kan zijn, dus geef de pijp zeker niet te snel aan Maarten. Levert een interessante stek in eerste instantie geen vis op? Geef die dan met een ander getij nog eens de kans. Mogelijk komt dan wel die hartverzakkende beuk bij een aanbeet!